We zijn het lachen verleerd
Een oprechte lach doet je bloeddruk dalen, maar brengt ook licht in je hoofd. Het goede gevoel dat een lach veroorzaakt, heeft een positieve impact op ons mentaal functioneren en denken. Voor wie er nog aan zou twijfelen: lachen is écht gezond. Als je lacht, komt er endorfine vrij (quote uit onze universele almanak Google).
Zelfs nep-lachen heeft een positieve uitwerking op je gezondheid en als je het een half uurtje per dag kunt opbrengen om te schateren is een langer, gezonder en gelukkiger leven binnen handbereik. Dat zijn prestaties waarvan de medische wetenschap met haar eindeloze therapieën en chemische hulpmiddelen alleen maar kan dromen. De beoefenaars ervan dan, want wetenschap op zich droomt nergens van.
Nu is er één groot obstakel voor de gulle lach: we leven helaas in een tamelijk verrotte wereld waarin we 24 uur per dag geconfronteerd worden met gruwelijkheden van de buitencategorie en er dus nauwelijks ruimte meer te vinden is voor een glimlach, laat staan een vol half uur geschater.
Vroeger was de ellende op aarde ook al niette overzien, maar hing er geen camera of drone boven elke morbide scène om deze vervolgens te delen met de gehele wereld. Met dank aan sociale media en de miljarden draagbare monitoren die zelfs in de meest armoedige omgevingen tot in de verste uithoeken iedereen die dat wil voorzien van een ononderbroken stroom van visuele ellende, totdat de consumenten ervan doodongelukkig zijn en in tranen gehuld smeken om genade, om verlichting. Maar die komt zelden.
Zijn we het lachen verleerd?
Ik herinner mij nog de tijden dat uitbundig lachen een bijna dagelijks ritueel was. Meermaals per dag zelfs. Geen korte grinnik maar een lach die buikpijn bij de mannen en een ontsnapt druppeltje bij de dames veroorzaakte (bij andere varianten wellicht ook, maar dat thema snijden we vandaag bewust niet aan).
Er was humor op TV en in films die een regelrechte aanslag pleegden op de rangschikking van je ingewanden. Regelmatig lag ik echt letterlijk vóór de bank op de mat verkrampt te schuddebuiken, kapot te gaan en zocht ik wanhopig naar de afstandsbediening om aan dit prettige lijden een einde te maken. Wist ik veel dat het eigenlijk heel gezond was; ik wilde alleen maar dat het stopte en ik weer rustig verder kon kijken naar wat er net op de buis was. Als Zuid-Limburgers lachten wij ook om Duitse humor. Zo gevoelig waren we voor dat goedje. Otto Waalkes dreef mij telkens met zijn TV-sketches tot wanhoop met zijn uitermate melige grapjes en typetjes en menigmaal smeekte ik mijn broer om de pijn te laten stoppen en wat anders op te zetten, maar broerlief lag zelf ook in een deuk en vind in zo’n status maar eens een klein knopje op de afstandsbediening. Ik had alle humoristisch gemeende boeken van de goede man (van Otto) thuis en ben na jaren zelfs eens naar een theatervoorstelling van hem gegaan, bij ons vlak over de grens. Daar kwam hij dan van achter in de zaal op zijn rolschaatsen aanrollen. Ik vond er niks meer aan. Het momentum was ongemerkt voorbij gegaan. En is ook nooit meer teruggekeerd.
Hetzelfde voor de Engelse humor van Monty Python’s Flying Circus. Hoe geniaal ook, die oude sketches roepen nog slechts een meewarige glimlach op, alsof ik ze daarmee toch noch het respect wil tonen dat ze verdienen. Hun films daarentegen en met name Brian en Holy Grail kunnen mij in bepaalde passages nog wel eens verleiden tot een wat genereuzere lach, maar met scheurbuik op de vloer belanden doe ik niet meer. Fawlty Towers (alle 12 afleveringen) zal tot het einde der dagen leuk blijven, maar dat is niet voor iedereen weggelegd. Tip: Wie de film Holy Grail nog niet kent moet eens de scène opzoeken in YouTube waar Lancelot of Galahad zich vluchtig in excuses hult bij de weinige overlevende gasten van een bruiloft, nadat hij het merendeel van de feestvierders kort daarvoor aan zijn zwaard reeg. Hilarisch. Maar als geheel werkt het bij mij niet meer zo goed. ‘Brian’ heeft een wat hogere dosering geslaagde grappen, maar ook daar nog slechts met enige inspanning een wat royalere lach, dus aan de films ligt het zeker niet. Eerder aan mijzelf. Mijn gevoel voor humor heeft sterk geleden onder de veranderende tijden. Humor is een vluchtig en bederfelijk goedje.
Vroeger was alles beter
Vooral wijzelf voeg ik daar gauw aan toe om niet weer de discussie over dat cliché op te rakelen. Ik was een jonge twintiger toen mijn ambtelijke loopbaan startte en in tegenstelling tot het drogbeeld dat sommigen hier over het vak en zijn beoefenaars hebben (en ook te pas en te onpas hier ventileren) was het een geweldige tijd. Ik herinner de lezer even aan onze niet bepaald geslaagde autohandel die ik hier eerder beschreef. We hebben ons als potentieel team van ‘succesvolle ondernemers’ kapot gelachen om onze eigen stommiteit, echt bijna letterlijk kapot, zo’n pijn in de buikspieren leverde het op, nog los van de reprimandes van het management omdat we ongegeneerd tekeer gingen in de dichtbevolkte kantoortuin waar ik vocht om de dodelijke lachbui te overleven.
Een mopje van toen met dodelijke pointe wil ik hier graag delen, al sla je er tegenwoordig geen vlieg meer mee dood. Zeker niet in de ogen van kritische types die de kwaliteit van een geschreven tekst uitsluitend beoordelen op het aantal woorden dat ze successievelijk mentaal nog kunnen verwerken en niet op de intrinsieke waarde ervan. Gelukkig vormen zij een pijnlijk duidelijke minderheid, als een te luide politieke partij die vervolgens geen één zetel haalt in de gemeenteraad. Alsof de dakloze in de gaarkeuken foetert op de heilsoldaat omdat de porties te groot zijn. En al kan ik natuurlijk voor een deel die visie ook wel begrijpen; ik schrijf niet voor mijn vak. Dat heb ik niet meer. Vroeger wel en de betalende klanten waren milder in hun oordeel, maar de eerlijkheid gebiedt te bekennen dat ik voor geld ook lang niet zo creatief en breedsprakig hoefde te zijn. Meer to the point zeg maar. Geen stuurloze woordenvloed, maar netjes ingedeelde, zakelijke en compacte verhandelingen die nauwelijks ruimte boden voor een kwinkslag, al wist ik die ruimte soms toch te vinden.
Dus wie het niet wil lezen, even hink-stap-sprong. Eventueel tot aan de aftiteling. Voor de anderen:
Vroeger geniale mop:
‘Een wandelaar ziet in een weitje achter prikkeldraad een oud en aftands paard staan met doorgezakte rug, kromme benen en rot gebit, een voet ontbreekt volledig. Op het ’te koop-bordje’ staat: slechts 10.000€ – vaste prijs. De wandelaar vraagt de boer nieuwsgierig naar die belachelijk hoge prijs en voorspelt dat dit nooit gaat lukken. De boer lacht minzaam en zegt: wacht maar. ‘S Avonds zijn paard en bordje weg. De wandelaar vraagt: Je wil me nu toch niet wijsmaken dat die halfdode knol voor 10.000€ verkocht is. Oh jawel, antwoordt de boer trots. Hij ziet echter de twijfel bij de wandelaar. Oké, oké vult hij aan. Ik heb Bronco niet verkocht voor 10.000€, maar geruild…..voor 2 konijnen van 5000€!’
Dit nu ogenschijnlijk flauwe mopje was destijds een absolute killer. Bijna letterlijk ging ik eraan ten onder. Het probleem bij het doorvertellen was dat ik steeds vlak vóór de ontknoping alvast begon te stikken van de lach en het grote woord er niet uitkwam. Lachen, gieren, brullen. Vandaag ondenkbaar. Ik heb het zojuist hier neergepend zonder ook maar de geringste inspanning.
Ik herken mezelf niet meer. Was ik maar weer die jongen van 40 jaar geleden die het bestierf van zo’n simpele grap. Maar dat ben ik niet meer. De meesten zijn dat niet meer. De tijden en inzichten zijn veranderd. Maar van de week was er plots weer even zo’n korte terugkeer naar het grappige, het aanstekelijk luchtige verleden. Mijn broer en ik waren onze moeder een beetje aan het jennen en ze vindt het leuk om als kopje van jut te functioneren om haar twee oudsten een lolletje te gunnen. Het ging gewoon over niks, maar binnen één minuut rolden de tranen over onze wangen. Ook over de rimpelige van ons hoogbejaarde slachtoffer. Een heerlijk moment, maar ook een weemoedige herinnering aan hoeveel beter het gestemd was met het gelach van vroeger. Het was een korte uitbarsting en lang niet de 30 minuten die vereist zijn voor het eeuwig leven. Met mijn moeder van bijna 85 aan tafel had ik het graag nog een beetje opgerekt, maar het verstomde zoals het opgekomen was. Intensief, maar kortstondig waar het vroeger makkelijk de 30 minuten had getoucheerd. Bij dezelfde intensiteit. Dat zou moedertje anno 2024 ook niet meer trekken, maar wij zoons wel. Ja, ons moedertje, het was fijn om haar nog eens zo te zien lachen, want het leven van zo’n oud weduwtje met haar vele kwaaltjes en grote eenzaamheid houdt niet over van gelukzaligheid. Daar zal helaas ook een vol uur schateren niks meer aan veranderen. Dat ene moment van even het licht laten schijnen is dan het enige meetbare rendement.
Humor is ook onze lieveheer niet vreemd
Onwillekeurig kwam een andere herinnering bij me op, moeder en broer waren toen al naar huis. Vroeger moesten wij oudste broers op zondag om 11.30 u altijd naar de kerk. Niet dat mijn ouders zo hoopten dat we dichter bij de god der katholieken kwamen, maar om één keer per week totale privacy te hebben, waar het wel eens aan schortte in een kleine woning met 3 kinderen. Junior was nog geen stoorzender in zijn wiegje, dus die hoefde niet mee de kerk in. Broer en ik liepen zelf de paar honderd meter naar de kerk en thuis kon intussen het korte feestje beginnen. Katholicisme in de waarste betekenis van het woord: gaat heen en vermenigvuldig u, hoewel die gezinsuitbreiding al had plaatsgevonden en de toevoer van de mannelijke inbreng operatief afgesloten. Enfin, de ervaren Thailandganger begrijpt waar het wekelijkse religieuze interval toe diende. Ik had zelf al gauw in mijn leven door dat God, zijn zoon, de mysterieuze Heilige Geest met zijn aardse metgezellen en ik niet door dezelfde deur pasten. Maar met een stel vriendjes konden we op zondagmorgen wel een uurtje lang de grootste lol hebben op de voorste kerkbank, waar we door meneer pastoor steevast werden geparkeerd om ons zo beter in de gaten te kunnen houden. En lol hadden we! De vermanende blikken en gebaren van de goedheiligman achter zijn preekstoel gingen dan ook geheel aan ons voorbij.
Week na week. Tot op een (niet zo) goede dag een devote medeparochiaan mij van achteren een enorme oorvijg gaf die mijn kinderkopje bijna van mijn tengere schouders scheidde. Maar gelukkig bleef de connectie tussen hoofd en nek nog net in stand, al scheelde het weinig en bleef ik slechts met een rood oortje en gonzend hoofd gewond achter op die eerste rij. Mentaal gewond. In deze moderne tijden met voortschrijdende inzichten gegarandeerd 5 jaar cel zonder kans op vroegtijdige vrijlating en levenslang met tbs in het register van kinderschenders. Maar niets van dien aard in die vroege zeventiger jaren. Integendeel; mijn vader is nog verhaal gaan halen bij de pastoor die het voorval gedoogde en weigerde de handtastelijke dader te verraden. Zijn liefde voor het jonge mannelijke kind was schijnbaar niet zo sterk als die van menige collega-predikant. Dat siert de goede man ook ergens weer. Een oorvijg is dan ook lang niet zo pijnvol als de extra curriculum handelingen die menig betreurenswaardig misdienaar in naam van het geloof heeft moeten ondergaan. De gedachte eraan alleen al. Ik ben er nooit achter gekomen wie de onverlaat was en kan alleen maar berusting vinden in de gedachte dat hij nu, zo’n dikke 50 jaar later waarschijnlijk al een poos onder de zoden moet liggen. Het was destijds ook al niet meer het jongste volk dat de kerkbanken bevolkte. Behalve mijn vrienden en ik. Het is nooit meer goed gekomen tussen God en mij, maar dat had eigenlijk niks met die doodsklap te maken, maar meer met mijn nuchtere kijk op opperwezens van welke aard dan ook en ongeacht hun land van aanbidding. Wel een waardevolle les aan mijn kerkbezoekjes overgehouden: Humor kan ook heel pijnvol zijn. Ein Lachen Trotzdem.
Een serieuze voetnoot, al staat hij midden in het verhaal: het is natuurlijk niet mijn intentie om de slachtoffers van ‘de kerk’ op enigerlei manier belachelijk te maken. Integendeel, mocht een lezer ooit in zijn jongere leven een dergelijke criminele daad ondergaan hebben, dan weet u verzekerd van mijn oprecht medeleven en de diepe verachting voor de daders. Dat zij lang op een laag vlammetje mogen smoren in hun eigen zelfverzonnen hel.
Een late switch naar Thailand
Ik begin er hierover omdat ik soms het gevoel krijg dat Thailand en zijn geweldig fijne inwoners zoals op veel gebieden een behoorlijk eind achter lopen op de farangs uit meer welvarende contreien. Verdedigers van het Thaise volk kunnen nog even ontspannen achterover leunen; het is niet denigrerend bedoeld. Uiteraard kan het enkele decennia achter de feiten aanhollen op essentiële thema’s aanvoelen als ouderwets, weinig innovatief of archaïsch, maar dat hoeft niet op elk denkbaar onderwerp te slaan. Humor is een van die onderwerpen waarbij het blijven hangen in de goede oude tijd eerder een zegening is dan een gemis. Al wordt er ook hier te lande hard gewerkt aan de inhaalslag die uiteindelijk ook de doodsteek van de gulle lach van Thailand zal zijn en het zou me niks verbazen als ook de glimlach er tenslotte aan moet geloven. En wat is het land van de glimlach dan nog? Een land zonder glimlach zoals er vele andere zijn, sommige zelfs op het grimmige af. Yimsiam is dan nog maar gewoon Siam. Maar zover is het gelukkig nog niet. Waar in de Lage Landen een gulle lach al bijna zo zeldzaam is als een geleende pandabeer in een zoo kan het Thaise volk nog flink en uitbundig tekeer gaan over wat zij als humor beschouwen.
Zolang de Chinezen het beestje niet terugeisen, omdat ze in Artis of Antwerpen zogenaamd niet de hoge standaard van verzorging voor de zwart-witte knuffelbeesten kunnen leveren. Daar gelooft natuurlijk niemand wat van, zo’n pandabeer is gewoon een wollige pion in het politieke steekspel tussen China en de rest van de wereld (minus een stuk of 5 andere schurkenstaten). Maar dit terzijde.
Nee, in Thailand en de landen waar Thaise burgers naartoe trekken, kan in de avonduren nog wel eens een hartelijk, aanstekelijk en vooral vertederend gelach waargenomen worden door verbaasde farang sofa genoten of voorbijgangers in de soi. Zelf erger ik mij altijd gruwelijk aan de reden waarom, maar dat zal hun pret niet drukken.
Het zijn de kinderlijke en kinderachtige komische Tv-shows die er nog in staat zijn om een groot deel van de bevolking aan de buis te kluisteren en daar tot lachen te dwingen als tegenhanger van drama, actualiteiten en de dagelijkse filmpjes waarin de majesteit op miljoenen rechter handen wordt gedragen vanwege zijn nooit nalatende en volledig onbaatzuchtige inzet voor de gewone man, diens vrouw en indien al verwekt hun kroost.
Thaise humor samengevat:
Duw een dikke, een dunne, een kale, eentje zonder tanden en als er een ter beschikking staat een met het down virus geïnfecteerde medemens (altijd hilarisch) voor de camera en in no-time lacht iedereen zich kreupel. Het maakt mij wel eens jaloers, want ik weet dat zij hun leven ermee verlengen en ik minuten of uren ervan inlever als bijzittend stuk chagrijn.
‘Ik zeg A, hij zegt B en jij zegt….? Z? Nee C, beng klap op de kop met het dienblad. Iedereen plat van de lach. De down patiënt heeft het door. Ik zeg A en jij zegt? C? Nee B beng, klap op zijn kop. Maar je zei net C…..verwarring en lachen, lachen 5555⁵’.
Humor hoeft niet ingewikkeld te zijn. Het herinnert mij in zijn eenvoud aan de Dikke en de Dunne. Ook dat waren gewoon een dikke en een dunne, met gave gebitten, maar toch. En ook maar met Tom en Jerry achtige grapjes, al leken ze wat zorgvuldiger uitgewerkt; het niveau lag wel een paar verdiepingen hoger, al zou dat een kwestie van smaak en perspectief kunnen zijn. We gniffelen er dan ook nog steeds om. Dat zal een Isaanse variant waarschijnlijk niet bijna een hele eeuw lang volhouden. Zou een Thaise consument van de hysterische TV-shows zich ook zo bescheuren bij ‘onze’ humor uit de oude doos? Gewoon de plaatjes zonder gesproken tekst? Bij Monty Python of bijvoorbeeld bij mijn eigen hier soms gepresenteerde ‘zogenaamde’ humor? Ik zal toch eens die mop van dat kreupele paard vertellen op een familiefeestje in Udon. Of een stukje Herman Finkers (Urbi en Orbi) voordragen. Gewoon als test of we toch niet op dezelfde komische golflengte zitten. Best een uitdaging voor de man die absoluut geen Thais spreekt.
Het ontwapent mij in elk geval om ze soms zo heerlijk onschuldig, ongegeneerd en spontaan uit hun dak te zien gaan. Vaak met biggelende tranen. Ik houd mijn scherpe tong dan wijselijk in toom om de euforie niet te temperen. Waarom zou ik ook. Niet eens zo diep in mijn hart ben ik gewoon afgunstig dat zij nog hebben wat ik al lang geleden verloor.
Over deze blogger
- Khun Rick dateert van 1959 (momenteel 65 jaar), opgegroeid en nog steeds woonachtig in Zuid-Limburg. Na 40 jaar ambtenarij nu al bijna 5 jaar met vervroegd pensioen. Komt sinds 2001 regelmatig als toerist in Thailand, maar leerde zijn vrouw in Nederland kennen en is met haar vaak te vinden bij schoonmoeder in Udon Thani. Samen reizen is zijn passie, eten (helaas) ook en sporten een noodzaak. En natuurlijk schrijven: vroeger serieus en nu luchtiger.
Lees hier de laatste artikelen
- Column5 november 2024We zijn het lachen verleerd
- Cultuur3 november 2024Naree, een diepe blik in het hart van een jonge vrouw uit Isaan
- Cultuur2 november 2024De jutter die schenkt aan de zee
- Leven in Thailand29 oktober 2024Hoe smaak het lot van mens en dier bepaalt