Twee beelden voor Boeddha
De ouders van mijn huisgenoten hebben een nieuw huis in Pichit gekocht, dus gaan we met zijn allen naar de inwijding. Omdat de familie mij iets te uitgebreid is, kies ik altijd voor een hotel.
Om een uur of drie word ik weer opgehaald om het nieuwe huis en de familie te zien. En natuurlijk om een glaasje Mekong te drinken. Ik groet Sit’s ouders en zes monniken, die binnen gezellig zitten te keuvelen. De meeste monniken roken sigaretten, want dat is het enig toegestane genotsmiddel.
Om het huis is een katoenen draad gespannen en even later komen de monniken in actie. Ze volgen de witte draad en stoppen iedere paar meter om gebeden op te zeggen. Zo wordt het huis gevrijwaard van boze geesten. Erg handig. Na afloop keren de monniken terug naar de tempel en de gehele familie zet zich aan de maaltijd. Wanneer ik voel dat ik genoeg Mekong op heb vraag ik Sit of ik een motor kan lenen. Natuurlijk kan dat, maar zijn vader steekt er een stokje voor en zorgt ervoor dat de meest nuchtere schoonzoon mij naar het hotel brengt.
De volgende morgen ben ik om zeven uur al weer van de partij. Huis en erf zijn stampvol met naaste en verre familieleden. Plus twaalf monniken. In het huis staan twee grote Boeddhabeelden. Een glanzend koperen beeld van een zittende Boeddha, ongeveer een meter hoog. En een donker beeld van een staande Boeddha, ongeveer anderhalve meter hoog. Langs een muur van de woonkamer gaan de monniken op kussentjes zitten. Er wordt een katoenen draad vanaf één van de Boeddhabeelden naar alle monniken gespannen. Dan begint het gebed, terwijl alleen de naaste familie binnen zit. Ik herken al verschillende melodieën van vorige soortgelijke bijeenkomsten.
Buiten zijn de vrouwen bezig met het bereiden van een uitgebreide maaltijd voor de monniken. Als het gebed afgelopen is, wordt er eerst door de monniken gegeten, dan door de gasten, dan door de familie en tenslotte door degenen, die de maaltijd bereid hebben. Na de maaltijd gaat een oude monnik langs alle deuren van het huis met witte verf en gouden bladfolie. Hij schildert Boeddhistische tekens als symbool van verbondenheid met Boeddha. Tenslotte, omdat hij nu toch bezig is, doet hij hetzelfde met het Volkswagenbusje en met de auto van Sit. Een wonder dat de laatste tot nu toe schadevrij rijdt. De monniken vertrekken, op één na. Het doet me overigens goed dat Nan, de drie jarige dochter van Sit en Sao, als ze wat moe wordt van ieders welwillende aandacht, rust bij mij zoekt. Sit vertelt mij dat zijn vader hem gezegd heeft, dat Nan een geluksvogel is met een lieve moeder en twee lieve vaders. Ik vind dit een prettig compliment.
Sao had mij eerder verteld dat de twee Boeddhabeelden 9.000, resp. 14.000 Baht kosten. Ik begreep dat dit de huurprijs was van de tempel, waar ze thuishoorden en vond dit al een blijk van roomse handelsgeest, maar Sit vertelt, dat zijn vader beide beelden gekocht heeft, uit dankbaarheid voor het feit dat hij heel lang geleden zijn land van zijn vader gekregen heeft en daarom nu een min of meer vermogend man is. Hij geeft ze aan twee tempels in Pichit. De twee pick-uptrucs, die de beelden ophalen, zijn bemand door een orkest, dat voordat we naar de tempels vertrekken vrolijke muziek maakt. Alleen de oudere vrouwen dansen. Dat heb ik ook al vaker geconstateerd. Heel sierlijk overigens.
Om een uur of tien gaan de twee auto’s met Boeddhabeelden plus elk een geldboom met ingezamelde bankbiljetten op pad. Een aantal volgauto’s vervoeren de familie. De eerste tempel is vlakbij. Boeddha wordt met vereende kracht uitgeladen en naar de eerste verdieping gebracht. Daar wordt hij als pendant van een ongeveer even grote en eveneens staande Boeddha geplaatst. Je vraagt je toch af of deze 14.000 Baht optimaal besteed zijn, maar het zal ongetwijfeld een gevoelskwestie zijn, waarover je niet moet discussiëren.
De naaste familie gaat op de grond zitten. Een katoenen touw wordt om alle mensen gespannen en is weer verbonden met het Boeddhabeeld. Als ik, op verzoek, enige foto’s heb gemaakt, moet ik ook in de kring plaats nemen. Een zus van Sit zegt dat ook ik tijdens het gebed mijn handen tegen elkaar moet houden. Mijn brandende sigaar zit in de weg, dus stop ik die tussen mijn tenen. Dat is het voordeel, als je op blote voeten loopt. Na afloop worden er nog vele amuletten gekocht. De handel in deze, oneerbiedig genoemd, souvenirs, doet toch wel wat rooms aan. Er zijn Boeddhabeeldjes van twintig Baht te koop, maar ook van een paar duizend.
We moeten verder. Nu is de zittende Boeddha aan de beurt. Een lang hobbelig kleipad voert naar een tempel in de wildernis. Weer hetzelfde ritueel, maar nu ga ik niet in de kring zitten, want ik heb inmiddels pijn in mijn achterste. Dus sla ik het geheel van een bankje gade.
Het gaat hier iets uitgebreider aan toe. Behalve het bidden, wordt door Sit’s ouders water aan de monniken geoffreerd. Het bakje uiteraard via een draad met een Boeddhabeeld verbonden. Aan het eind maakt een monnik bekend dat de geldboom voor deze tempel 15.000 Baht bevat. Ik reken uit dat er vandaag toch zo’n 50.000 Baht naar de tempels is gegaan. Als het afgelopen is, proberen we buiten nog even ons geluk bij een soort tombola, waarbij je lotjes van het plafond moet trekken. De prijs die ik win kan helaas niet uitgereikt worden, omdat deze prijs net op is. Pech gehad.
Ik ben weer een ervaring rijker met de boeddhistische gewoontes en denk dat het niet veel anders is met andere geloven. Niets voor mij.
De sigaretten zijn de monniken niet toegestaan, maar worden gedoogd.
Ja zelfs in Thailand bestaat het gedogen.
Maar ze worden verondersteld niet in het openbaar te roken.
Maar als met alle regels: die verdwijnen na verloop van tijd in het vergeetboek.
Het hoofd van de plaatselijke tempel rookt ook af en toe, maar dan heel stiekem.
En iedereen doet alsof hij de stank van de tabaksrook niet ruikt.
Op een rare farang na dan.
Die staat een beetje stom de lucht op te snuiven en kijkt eens met een scheef oog naar hem.