Vrijgevigheid: oude crematie rituelen in Wat Saket
Vrijgevigheid is één van de belangrijkste boeddhistische deugden. Het Jataka verhaal over de vóórlaatste geboorte van de Boeddha, de Mahachat, beschrijft dat op dramatische wijze. Een ander voorbeeld is het oude gebruik om een lichaam na overlijden als voedsel te offeren aan dieren: gieren, kraaien en honden. Voor boeddhisten was dat geheel normaal, het waren buitenlanders die er met afschuw, afkeer en met een zekere prettige griezel-ervaring over schreven.
Het verhaal van John Crawfurd, Carl Block en Lucien Fournereau
John Crafurd was een afgezant van het Britse bewind in India die Siam in 1822 bezocht op een handelsmissie. Hij zag in verschillende tempels het ritueel waar stukken vlees van het lijk werden gesneden om roofvogels en honden mee te voeren. Hij sprak met een aantal abten van koninklijke tempels die hem vertelden dat liefdadigheid voor de lagere dieren werd beschouwd als een religieuze deugd die veel verdienste met zich brengt.
Carl Bock was een Noorse wetenschapper en reiziger die Wat Saket begin 1880 bezocht. Hij zag hoe een lijk op een draagbaar naar binnen werd gedragen gevolgd door een aantal monniken en leken. Hij schrijft dan verder:
‘Toen de dragers de bestemming bereikten gooien ze het dode lichaam van de man op de grond dat meteen werd omringd door afgrijselijke en gulzige gieren. Ze stonden samen met de nabestaanden en monniken in een halve cirkel om het lijk terwijl daar achter kraaien opvlogen en honden gromden en naar elkaar hapten’. Hij ziet dan hoe een crematiemedewerker een groot mes slijpt en naar het lichaam loopt. ‘Ik moest met een stok de gieren weg jagen en zag hoe de man het lichaam opensneed. De gieren sprongen en schreeuwden toen het vlees werd weggesneden. Na een kort gebed vielen de vogels en de honden aan’.
De Franse architect Lucien Fournereau gaf een soortgelijk verslag rond 1890. Hij voegde er nog het volgende aan toe: ‘De Siamezen die nogal bang en lafhartig zijn als alles goed gaat vertonen een zeldzame moed en onverschilligheid als ze voelen dat de dood nadert. Daarin zijn ze superieur aan ons, wij weten niet hoe te sterven. Het moet te maken hebben met hun religieuze overtuigingen’.
Als de gieren en de honden zich hadden volgegeten werden de resten alsnog verbrand.
Wat Saket
Wat Saket was de nieuwe naam voor een oudere tempel uit het Ayutthaya tijdperk, Wat Sakae. Ze lag net buiten de stadsmuren van Bangkok. Koning Rama I restaureerde de tempel in 1783.
Koning Rama III besloot om naast de tempel een chedi te bouwen die echter instortte door de zachte grond. Pas onder latere koningen werd de chedi afgemaakt en kwam er een relikwie van de Boeddha te rusten die afkomstig was uit Sri Lanka. Dat is de 100 meter hoge ‘Gouden Berg’.
Wat Saket zelf strekte zich uit over de grote, landelijke omgeving net buiten de stadsmuren. Een deel daarvan was een plek waar monniken huisden in hun kuti’s en waar ze de boeddhistische geschriften, die bewaard werden in een bibliotheek, bestudeerden en waar ze mediteerden. Dat mediteren gebeurde vaak in aanwezigheid van een lijk in verschillende stadia van ontbinding. Dat moest dienen om de vergankelijkheid van alles duidelijk te maken, om kilesa, bezoedeling van de geest, uit te bannen en het gif van upadana, hechting aan het eigen zelf, weg te wassen. Te zien hoe een lichaam uit elkaar valt en uiteindelijk één wordt met het stof van de aarde zal de verknochtheid aan lichaam, gevoelens, gedachten, meningen en zelfs bewustzijn beëindigen en een leegheid achterlaten die de toegang is tot nirwana, verlost worden uit de cirkel van hergeboortes.
Een ander deel van het tempelterrein was de crematieplaats die toegankelijk was via de ‘Geestespoort’. Er was een plaats waar overledenen aan geweld, epidemieën, zelfmoord of ongelukken eerst drie dagen werden begraven alvorens te worden gecremeerd. Dan was er de brandstapel en verder een massagraf voor alle stoffelijke resten
Binnen de ommuurde stad waren geen crematies toegestaan in die tijd. Het was pas na de Tweede Wereldoorlog dat het eerste moderne crematorium werd gebouwd in de Traimit (‘De Drie Vriendschappen’) tempel dicht bij het Hua Lampong spoorwegstation.
Bron: Kamala Tiyavanich, The Buddha in the Jungle, Silkworm Books, 2003
Over deze blogger
-
Geboren in 1944 in Delfzijl als zoon van een eenvoudige winkelier. Gestudeerd in Groningen en Curaçao. Drie jaar als arts gewerkt in Tanzania, daarna als huisarts in Vlaardingen. Een paar jaar vóór mijn pensioen getrouwd met een Thaise dame, we kregen een zoon die drie talen goed spreekt.
Bijna 20 jaar in Thailand gewoond, eerst in Chiang Kham (provincie Phayao) daarna in Chiang Mai waar ik graag allerhande Thai lastigviel met allerlei vragen. Volgde het Thaise buitenschoolse onderwijs waarna een diploma lagere school en drie jaar middelbare school. Deed veel vrijwilligerswerk. Geïnteresseerd in de Thaise taal, geschiedenis en cultuur. Woon nu alweer 5 jaar in Nederland samen met mijn zoon en vaak met zijn Thaise vriendin.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur17 november 2024Schemering op de waterweg
- Lezersvraag4 november 2024Uw mening over integreren in de Thaise samenleving
- Opinie30 oktober 2024Hervorming van het monnikendom of anders komen er steeds nieuwe schandalen
- Maatschappij28 oktober 2024Straffeloosheid na de Tak Bai massamoord op 25 oktober 2004
Ik ben daar een paar jaar geleden ook een keer geweest.
Wat ik me ervan herinner is dat toen verteld werd dat er begin 19e eeuw een pestepidemie was waardoor er zoveel lijken werden aangeleverd dat ze niet allemaal gecremeerd konden worden. Met als gevolg dat de natuur (in dit geval de gieren) haar werk deed.
Maar goed, misschien was dat de gecensureerde versie…
Er gaan blijkbaar diverse verklaringen rond. Een andere is dat het de rijken een crematie deden en de arme of criminelen overgeleverd waren aan de gieren. Maar weer een andere verklaring is zoals Tino hier aanhaalt: het delen van je lichaam is een goede daad en in een volgend leven reincarneer je mogelijk een treetje hoger.
In Perzië (ook wel Iran) is het voor niet-Moslims gebruik, de lichamen van overledenen neer te leggen binnen ommuurde gebieden. Gieren en andere vogels ruimen de lichamen op. Het zijn vrij grote gebieden, die ook niet overgevlogen mogen worden. Alleen de priesters van deze leer (Zoroaster) mogen binnen deze ruimte komen. Ook in India vindt men deze plaatsen, waar de Parsis (afstammelingen uit Perzië) hun overledenen aanbieden/achterlaten. De leer staat verbranden niet toe. Het Zoroasme is uiteraard ouder dan de Islam, waar de Zoroasters niet veel mee op hebben.
In India bestaat overigens een sekte, waarvan de leden, beneveld en stoned veelal, zich ophouden bij de brandstapels en zich met de as van overledenen bedoen en soms ook de lijken eten. Uiteraard heeft dat niets te maken met de Zoroastiche leer. In het Duits/Nederlands: Zarathustra.
Ook in gebruik in Tibet, de naam is luchtbegrafenis. Wat ik me kan herinneren uit een artikel of reportage dat de Tibetanen die op grote hoogte leven niet over brandstof zoals hout beschikken want immers geen bomen op grote hoogte. Dus was dit een oplossing .
uit Wikipedia :
Na het overlijden leest een lama aan de dode drie tot vijf dagen voor uit het Tibetaans dodenboek, om de ziel de tijd te geven uit het lichaam te treden. Op de dag zelf brengen de ragyabas het lichaam voor zonsopkomst naar een open plek, waar het in stukken wordt gesneden en aan de gieren wordt gevoerd. De botten worden vervolgens verpulverd en met meel vermengd wederom aan de gieren gegeven. Het overgebleven restant wordt verbrand.
In de Tibetaans boeddhistische opvatting bestaat tevens een mens uit vier elementen: aarde, water, vuur en lucht. Vier manieren van lijkbezorging zijn hieraan gerelateerd door middel van respectievelijk een begrafenis, het in het water werpen van het lichaam, crematie en de luchtbegrafenis.