Werken in de marge van de ‘Spoorweg des Doods’
Op 15 augustus aanstaande wordt op de militaire begraafplaatsen van Kanchanaburi en Chungkai weer even stilgestaan bij het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië. De focus ligt daarbij – bijna onvermijdelijk zou ik zeggen – op de tragische lotgevallen van de geallieerde krijgsgevangenen die door de Japanners tot dwangarbeid werden gedwongen bij de aanleg van de infame Thai-Birma spoorweg. Graag sta ik even stil bij wat er, nadat de Spoorweg des Doods op 17 oktober 1943 was opgeleverd, gebeurde met de geallieerde krijgsgevangenen en de romusha, de Aziatische arbeiders die waren ingezet bij dit ambitieuze en tienduizenden mensenlevens kostende project.
Nadat de werken aan de spoorweg waren gefinaliseerd werden zowel de krijgsgevangenen als de romusha uit hun junglekampen geëvacueerd en overgebracht naar basiskampen in Birma en Thailand. Een substantieel deel van de krijgsgevangenen werd in de loop van de volgende maanden naar Japan gestuurd om er in de fabrieken en mijnen te gaan werken, terwijl anderen terug in Singapore belanden. Maar het grootste deel van de Aziatische dwangarbeiders en een 5.000 krijgsgevangenen bleef echter in de basiskampen langs de spoorweg waar ze vooral werden ingezet bij het kappen van bomen. Niet alleen werden er bij alle bruggen strategische houtvoorraden aangelegd die het mogelijk moesten maken om in een recordtijd herstellingen uit te voeren maar bovendien reden alle locomotieven, bij gebrek aan het kostbare steenkool, op hout. Met het oog op zo groot mogelijke reserves werden grote stukken van de jungle kaalgekapt en de voorgezaagde blokken in depots gestockeerd. Daarbuiten waren er ook permanente werkbrigades van romusha en krijgsgevangenen belast met onderhoudswerken en reparaties. En dat was geen overbodige luxe want de haast waarmee gewerkt was, eiste vrijwel meteen zijn tol.
Aan de twee uiteinden van de lijn, rond het Birmese Thanbyuzayat en tussen het Thaise Nong Pladuk en Kanchanaburi was het werk behoorlijk uitgevoerd. Wanneer men verderop ging dan nam de standaard waarmee gewerkt was, drastisch af. Dwarsliggers zonken weg in het talud, sommige doorgangen die in de rotsen waren uitgehakt waren zo smal dat ze nauwelijks plaats boden aan de treinstellen terwijl de veel voorkomende grondverzakkingen en modderstromen, zeker in het regenseizoen, zware schade aanrichtten. De keuze om met pas gekapt groen hout te werken was verdedigbaar geweest vanuit het oogpunt van snelheid maar bleek nefast voor de duurzaamheid van de brugconstructies, waardoor heel wat bruggen gewoon begaven. En dan waren er natuurlijk ook nog de kleinere sabotages die door krijgsgevangenen waren uitgevoerd en die op termijn voor behoorlijk wat schade en dus hinder zouden zorgen.
Naar schatting werden ruim 30.000 romusha en ook minstens 5.000 geallieerde krijgsgevangenen, ingezet bij het herstellen van de kapotgebombardeerde bruggen en rails. Ze werden over 60 kampen verspreid en vaak waren dit de totaal verkommerde oude kampen die bij de aanleg van het spoor waren gebouwd. Elke beschadigde of vernielde brug betekende soms dagenlang oponthoud op de lijn en dat konden de Japanse strijdkrachten in Birma missen als de kiespijn, zeker toen ze meer en meer in het defensief werden gedrongen. Deze arbeiders werden ook ingezet bij het bouwen van allerlei constructies die de transporten dienden te beveiligen tegen luchtaanvallen. Zo voerden op een vijftiental plaatsen naast het spoor, zijsporen naar grote, uit gewapend beton opgetrokken loodsen, waarin locomotieven en treinstellen konden schuilen bij een aanval. Op de grote rangeerstations werden overigens ook zoveel mogelijk de houtvoorraden en vaten petroleum in dergelijke loodsen of bunkers opgeslagen. Gelijkaardige constructies doken ook op bij de haveninstallaties op het Kra-schiereiland. Alsof deze maatregelen niet volstonden begonnen romusha-ploegen lange tunnels in bergwanden te graven en ook een aantal natuurlijke grotten naast het spoor paste men voor dit doel met behulp van rails aan. Een kaart van een Japanse ingenieur die in het Britse Imperial War Museum wordt bewaard toont niet minder dan veertien zijsporen die naar tunnels leiden tussen Hindato en Kanchanaburi.
Nog eens tienduizenden andere Aziatische arbeiders en ongeveer 6.000 geallieerde krijgsgevangenen waren niet rechtstreeks betrokken bij de aanleg van de spoorwegen naar Burma, maar wel bij de logistieke operaties zoals de bevoorrading of al even zware infrastructuurwerken die in de marge van de spooraanleg waren gepland. Nog voor het einde van mei 1942 werd op het gelijknamige schiereiland, in de gebouwen van Mergui High School in Zuid Burma, een kamp ingericht voor 1.500 Britse en Australische krijgsgevangenen, die rechtstreeks vanuit Singapore waren aangevoerd. Op het einde van juni ontstond naast deze locatie een tweede huttenkamp waar een kleine 2.000 romusha in werden ondergebracht. Romusha en krijgsgevangenen werden de volgende weken en maanden samen op het schiereiland ingezet bij de aanleg van een vliegveld. Toen deze klus was geklaard werden de Westerse gevangenen eind augustus naar Tavoy overgebracht terwijl de Aziatische arbeiders ter plekke bleven om te werken in de bevoorrading of om onderhoudswerken uit te voeren.
In Tavoy zelf waren tussen eind mei en oktober 1942 minstens 5.000 romusha betrokken bij de aanleg van het vliegveld. Later, en dit zeker tot het begin van 1944 waren er nog steeds een 2.000 romusha, veelal Tamils, in een kamp bij de ontruimde Methodistenschool, een verlaten missiepost en een paar kilometer verder in een junglekamp die meestal werden ingezet bij het laden en lossen van goederen in de stad. Vooral in de eerste maanden van hun verblijf in Tavoy overleden heel wat Romusha aan dysenterie. Ook bij de aanleg van een vliegvel bij Victoria Point tussen mei en september 1942 waren naar schatting 2.000 romusha betrokken terwijl in de jungle tussen Ye en Thanbuyzayat in de zomer van 1942 twee arbeidsbrigades, goed voor minstens 4.500 romusha werden ingezet bij de aanleg van een weg. Het is onduidelijk wat er daarna met deze groep is gebeurd…. In Rangoon verbleef vanaf oktober 1942 een romusha-arbeidsbataljon van ongeveer 1.500 man dat werd ingezet om puin te ruimen na geallieerde bombardementen, of om goederen te laden en te lossen op het grote rangeerstation en in de haven. Zij werden bij dit zware werk bijgestaan door een groep van naar schatting 500 krijgsgevangenen uit het Britse gemenebest die later, in de herfst van 1944, naar een basiskamp in Kanchanaburi werden geëvacueerd.
Een van de laatste grote werven in Burma was de aanleg, of liever gezegd de verbreding van een junglepad tot een autoweg van Wang Po naar Tavoy. Aan de overzijde van de rivier ter hoogte van het spoorwegkamp Wang Po 114 werd kamp Wang Po 12 opgericht dat als basiskamp diende voor een romushabrigade van ongeveer 2.100 werkkrachten en 400 Britse en Nederlandse krijgsgevangenen. De werken aan deze Tavoy road begonnen in december 1944 en werden gefinaliseerd op het einde van april 1945.
Het meest omvangrijke project in de marge van de spoorwegen was zonder twijfel de zogenaamde Mergui Road. Toen in het voorjaar van 1945 duidelijk werd dat de Japanse troepen in Burma in de problemen raakten en de spoorwegverbindingen richting Thailand geregeld bestookt werden, besliste luitenant-generaal Nakamura, de bevelhebber van alle Japanse garnizoenstroepen in Thailand, om de 160e Infanterie Brigade te belasten de aanleg van een weg tussen het Thaise Prachuab Kerikham en het Birmese schiereiland Mergui. Deze weg zou door de Japanse troepen als vluchtroute kunnen worden benut mocht het front in Birma bezwijken. Vanaf april 1945, toen de werken pas echt van start gingen stonden de arbeiders onder bevel van de 29e Gemengde Infanterie Brigade onder bevel van luitenant-generaal Saki Watari. De werkploegen werden gesuperviseerd door kolonel Yuji Terui. Naast de 1.000 geallieerde krijgsgevangenen – waaronder mee dan 200 Nederlanders – die voor dit ‘lichte werk’ waren geselecteerd in het hospitaalkamp van Nakon Pathom waren er minstens 15.000 romusha bij deze spoedklus betrokken. Volgens de Australische sergeant F.F. Foster waren de herstellende zieken van Nakon Pathom opgevorderd omdat er te veel romusha de benen hadden genomen:
‘Deze weg was ongeveer 40 mijl lang en de inheemse arbeiders gingen, ondanks het feit dat ze goed betaald werden, bij bosjes aan de haal. Ziektes reduceerden hun aantal fors en het bleek onmogelijk om voorraden zo diep in de dichte jungle te brengen. De Jappen haalden dan maar 1.000 zieken en gewonden uit ons basishospitaal.’
Maar er waren ook een aantal contractuele Thaise arbeiders op deze werf aanwezig, getuige de verklaring van bombardier John L. Sugden, 125th Anti Tank Regiment, Royal Artillery, die tot zijn verbijstering zag hoe de Japanners, gedreven door de dwingende noodzaak van dit werk, ook de handen uit de mouwen staken:
‘Het werk was ongelofelijk hard en we kregen te maken met behoorlijk wat rotsen, waardoor er moest gedynamiteerd worden. Ons kamp lag het verst van de kust verwijderd. Het stuk van de weg waarvoor wij verantwoordelijk waren, voerde recht naar de Birmees-Thaise grens. Een bewaker vertrok elke dag vanuit ons kamp naar de grens en aan de overzijde waren er Thai aan het werk. We konden ze vaak horen roepen en sommige van de Diggers (bijnaam voor de Australische infanteristen) die bij hen in de buurt werkten, konden met hen een woordje wisselen wanneer er geen Jappen in de buurt waren. De bewakers moesten trouwens, net als wij aan het werk. En zelfs de officier die het bevel voerde over onze sectie moest er aan geloven.’
De omstandigheden waarin moest gewerkt worden, tartten alle verbeelding. Op het ogenblik van de Japanse capitulatie was de Mergui Road echter nog niet volledig afgewerkt. Desondanks probeerden duizenden Japanners via deze route te ontkomen waarbij naar schatting een kleine 3 à 5.000 het niet overleefden….
Het was ook in het voorjaar van 1945, vermoedelijk medio mei, dat minstens 500 romusha naar het Thaise spoorwegknooppunt Ratchaburi werden gevoerd om er samen met een honderdtal krijgsgevangenen het spoorwegemplacement na de vaak voorkomende geallieerde luchtaanvallen op te ruimen, rails te herstellen en het kapotgebombardeerde terrein opnieuw te egaliseren. In dezelfde periode waren er ook minstens 2.000 romusha’s ingezet in de Kampen Ubon 1 en Ubon 2 in het noordoosten van Thailand bij Ubon Ratchathani. In deze stad, dichtbij de grens met Laos, bevond zich een van de grootste Japanse militaire basissen in Thailand. In deze kampen bevonden zich, gescheiden van de romusha ook minstens 1.500 geallieerde krijgsgevangenen, waaronder een driehonderdtal Nederlanders, die vooral werden ingezet bij het laden en lossen van voorraden en munitie.
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
- Eten en drinken17 oktober 2024Culinaire herinneringen van een bourgondisch tafelaar – Chinatown & Yaowarat road (Bangkok)
Ik wist van mijn vader dat oom Frits als dwangarbeider aan de birma spoorlijn had gewerkt,zelf sprak hij er nooit over.
Toen ik in 1979 voor de eerste keer naar Thailand ging en oom Frits daar lucht van kreeg werd ik gevraagd om te komen praten.
Hemel en aarde heeft hij bewogen om mij op andere gedachten te krijgen,voor hem stond Thailand gelijk met de hel op aarde,toen ik terug was en hem vertelde dat Thailand voor mij de hemel op aarde was begreep hij daar niets van.
Ik heb wel een heel goed beeld van de verschrikkelijke dingen die daar gebeurt zijn door zijn verhalen,dit mag nooit meer gebeure.
Goed dat je die vergeten Groep de Romusha eens beschrijft Lung Jan.
Wederom dank Lung Jan. Weer e.e.a. opgestoken over de Japanse dwangarbeid.
Bedankt Lung Jan voor je heldere verhaal weer iets opgestoken over de geschiedenis van Thailand.
Tijdens de singlereis 2 jaar geleden hebben we de begraafplaats en het museum in Kanchanaburi bezocht evenals de Hell Fire Pass en ik moet bekennen dat me de koude rillingen over de rug liepen bij het lezen van de feiten.
Tot dan kende ik alleen de film van ‘De bridge over the river Kwai’, maar die had ik gezien als kind en dan neem je de gruwelen niet zo bewust in je op. Bovendien interesseerden me toen al meer de verschillende brugconstructies, waardoor ik de film ook niet echt objectief bekeken heb. Jaren later ben ik dan ook een civieltechnische opleiding gaan doen en misschien wel door mijn opgedane kennis van materialen, constructies en technieken dat datgene wat ik in Kanchanaburi en de Hell Fire Pass heb gezien, zo’n impact hebben gehad op mij.
Want tegenwoordig hebben zo’n sterk en efficiënt materieel voor elke klus, worden machines ontwikkeld en gebouwd rondom ergonomie en veiligheid, maar dat alles was er niet in de hierboven beschreven periode.De mens was het gereedschap en werd gebruikt voor alles. Zonder oog te hebben voor veiligheid, gezondheid, welzijn, ergonomie, etc. Niet dat die begrippen toen ergens anders wel al bestonden, maar de krijgsgevangenen werden hetzelfde behandeld als dat wij nu in onze consumptiemaatschappij met onze middelen omgaan.
Het is belangrijk dat deze geschiedenis gecommuniceerd blijft worden naar de huidige en toekomstige generaties, want zonder die gebeurtenissen zouden wij niet in de ‘vrije’ wereld leven zoals die nu is.
Er is ook een Thaise versie ( dvd) omtrent de brige over the Riverkwai wat de thai gedaan heeft.
Ze hebben best veel geholpen, met hun pijl en boog en zelf gemaakte speren, voor de Amerikaanse parachutisten, die hier geland zijn, en hulp geboden hebben met onderduiken.
Hier in Changmai gekocht.
Helaas heb ik die DVD in Nederland
Hans van Mourik
In Thaise film zijn de Thai natuurlijk altijd helden. Maar het is een film Hans, dus aan de fantasie van de regisseur ontsproten.
Daar heb je gelijk in Peter (voorheen Khun).
Zelf ismijn vader daar geweest van 1942 t/m1945, als gevangene
Heb Thailandblog via email een reactie gegeven, met foto,s als bewijs, omdat ik niet weet hoe ik de foto,s hierop moet plaatsen.
Heb hier in 2017 in het bijzijn van mijn 2 kleindochters, bij de Nederlands Ambassade, de medailes in ontvangst van hem genomen, in postuum.
Weet niet of zij het plaatsen, zo niet heb ik dan pech gehad.
Hans van Mourik
Dank aan Lung Jan voor zijn heldere uiteenzetting van de Spoorweg des Doods. Diverse keren geweest en heeft een diepe indruk op mij gemaakt. Rond lopend met koptelefoon en heldere uitleg,lijkt het wel of de tijd heeft stil gestaan. Ook het museum hieraan verbonden geeft een realistische kijk op het drama wat hier heeft afgespeeld.Mag dan ook niet weer gebeuren. Dit jaar wederom geen herdenking maar je kan altijd een bloem plaatsen via de site.en even stil staan bij dit onmenselijk gebeuren. Net zoals we doen op 4 mei.
Helaas zonder foto,s, weet niet hoe het moet.
Normaal ga ik ieder jaar naar de herdenking maar dan in Bronbeek.
In 2020 en 2021 ben ik hier gebleven wou , met de Nedeerlandse Ambassade meegaan naar Kanchanaburi, helaas door de Corona en Bangkok op rood staat, het niet kan.
In 2017 heb ik in het bijzijn van mijn 2 kleindochters bij de Nederlandse Ambassade in Bangkok, zijn medailes in ontvangst mogen nemen, in postuum.
Staat alles in de staat van dienst van mijn vader die ik opgevraagd heb
Toen hij gevangen was genomen, en ik nog klein was, werden wij de jonge kinderen in een internerings kamp geplaatst.
Ik werd door Pa van de Steur apart geplaatst (was toen 1 jaar) in het kamp geplaatst
( Oorlogscalamiteit: { Bersiaptijd í. lntemering in kamp Meteseh en de Kaderschool (geverifieerd door Pelita)) Dit is door de WUBO, SVB Leiden opgemaakt
In 1950 werd ik met mijn hele familie door tussenlomst van Pa van de Steur herenig.
Zelf ben ik door de Min. van Def. erkend als oorlogs veteraan,
Dit staat alles in mijn staat van dienst
1961-1962 Nw.Guinea met welke acties marine, ( 1990 eerste golf vanut Saoedi Arabie 4 maanden, 1992 Bosnie vanuit Villafranka (Italie) 4 maanden, als techneuk F.16 VVUT).
Ook ben ik lid van de Faceboek pagina .
Sobats Indie-Nw.Guinea 1939/1962
Maar dan met foto,s. geplaatst, tot nu toe veel reacties
Omdat ik bepaalde dingen zelf heb meegemaakt.
En met deze tijd, komt het alles weer naar boven
Hans van Mourik