Vóór zonsopgang op donderdag 17 november 2005 begon Pramuan Pengchan aan een wandeltocht van Chiang Mai naar Koh Samui, zijn geboorteplaats, waar hij ruim twee maanden later aankwam. Zijn tocht, vijftienhonderd kilometer lang, gelijk aan de afstand tussen Amsterdam en Barcelona, voerde hem eerst langs de rivier de Ping, daarna de Chao Phraya en vervolgens langs de oevers van de Golf van Thailand naar Surat Thani en Koh Samui.

Hij nam een rugzakje mee met één verschoning, een telefoon voor noodgevallen, ansichtkaarten om zijn vrouw op de hoogte te houden, een waterfles en een boekje en potlood om zaken te noteren. Hij nam geen geld mee en geen bankpasje en was daarom volledig afhankelijk van de goedertierenheid van mensen die hij onderweg ontmoette.

Hij beloofde iedereen naderhand een berichtje te sturen met zijn ervaringen maar dat was te veel werk. Daarom schreef hij het boek ‘Wandelen naar Vrijheid’ (Thais เดินสู่อิสรภาพ spreek uit ‘deun sòe: iètsàràphâap). Het boek kreeg diverse prijzen waaronder één van prinses Sirindhorn. De Thaise editie uit 2007 kende twee jaar later al 12 herdrukken. Het boek is vertaald in het Engels, Chinees en Japans.

Wat bewoog hem deze wandeltocht te ondernemen?
Pramuan was hoogleraar Boeddhisme en Filosofie aan de Chiang Mai Universiteit. Op zijn vijftigste was hij ontevreden met zijn situatie. Hij wilde zijn geloof en zoeken naar de waarheid niet alleen op intellectueel niveau uitoefenen maar in de praktijk toetsen. Tot hoeveel mededogen en vrijgevigheid was zijn medemens in staat? Is de Rede een voldoende leidraad bij een analyse van het menselijk bestaan of is ervaring en gevoel even nodig en belangrijk? Hij zei dat hij was aangekomen op een punt waar ‘waarheid en leugen, kennis en onwetendheid, goed en slecht, schoonheid en lelijkheid’ zich verenigden en onafscheidelijk werden.

Op zijn laatste college discussieerde hij daarover met zijn verbaasde studenten. Hij vertelde ze dat zijn brein betrokken was bij zijn studie, maar niet meer zijn hart. Hij wilde leren van mensen te houden zonder voorwaarden vooraf. Dit waren verdere vragen van zijn studenten naar het waarom.

Waarom zeg je je werk in dienst van de regering op?
Hij voelde zich opgesloten in een ‘gouden koooi’, veilig, waardig, krachtig en met status en inkomen. Maar zijn instinct was altijd al de wens uit te vliegen. De rol van de universiteit was ook veranderd. Het had steeds meer met geld en de arbeidsmarkt te maken zonder dat het de richting van de gemeenschap als geheel steunde. Het was handelswaar geworden.

Waarom dan niet proberen de universiteit van binnen te hervormen?
Dat zag hij gewoon niet zitten. Hij geloofde niet dat in het huidige klimaat de universiteit te verbeteren zou zijn.

Waarom lopen?
Hij dacht dat wandelen gevoelens van haat, spijt en angst kon overwinnen. ‘Wandelen naar menselijkheid’, noemde hij het. Hij zou onzekerheid en onveiligheid tegen komen en leren er mee om te gaan. Dat was immers een belangrijke boodschap in het boeddhisme: de onvolmaaktheid van al het bestaande (het lijden), de erkenning daarvan en de mogelijkheid er boven uit te stijgen.

Waarom neem je geen geld mee?
Hij wilde de macht van het geld te boven komen om zelf sterker te worden. Hij vond dat de verhoudingen in de maatschappij te veel worden gedicteerd door geld. Hij wilde ervaren hoe mensen met elkaar omgaan als er geen geld in het spel is.

Waarom wordt je geen zwerfmonnik?
Hij wilde geen ‘heiligestatus om hemzelf te beschermen en hij zou mensen niet op gelijke voet kunnen ontmoeten.

Wat waren de regels die hij tijdens zijn tocht zou volgen?
Hij wilde in alle vrijheid wandelen, zich niet haasten of laten dwingen. Hij wilde geen vrienden of kennissen onderweg opzoeken. Hij wilde bij niemand onlezierige of nare gevoelens oproepen. Hij wilde niets vragen maar alleen dankbaar en met liefde aannemen wat hem werd aangeboden. De enige uitzondering was dat hij ’s avonds regelmatig zou aankloppen bij een tempel voor een slaapplaats.

Wat waren zijn ervaringen onderweg?
Daar gaan de bijna 500 resterende bladzijden van zijn boek over. In elk van de 50 hoofdstukken beschrijft hij één of meer ontmoetingen en knoopt daar een beschouwing aan vast. De titels van de hoofdstukken verwijzen daarnaar, zoals: ‘’The first Meal’, ‘The Warmth of Loving Kindness’, ‘Hunger’, ‘Suspicion and Fear’, ‘Mangy Dogs’, ‘Faith in Mankind’, ‘The Nuns’ en de laatste twee: ‘Life is Invaluable and Hard to Find’ en ‘Reaching Home’.   De schoonheid van het leven, juist in tegenspoed, is een steeds terugkerend thema.

Hij vindt overal mensen die hem helpen. Sommigen willen hem geld geven wat hij afwijst. Aan het eind van zijn tocht voelt hij zich vrij: vrij van angst, haat , hebzucht en zorg, innerlijke vrijheid dus want dat is de beste vrijheid..

Veel van wat Pramuan meemaakt in zijn ontmoetingen met mensen is interessant en soms vermakelijk. Wat minder leuk zijn de vele herhalingen vooral wat zijn filosofische verhalen betreft. Dat was af en toe wat eentonig.

Een paar citaten uit zijn boek:

‘Ik was bang toen ik u zag’. ‘Waarom?’ Ík dacht dat u hier was om onderzoek te doen, naar drugs of zo…’

‘Het samenvloeien van de objectieve en subjectieve wereld leidt naar het pad van Verlichting’.

‘Ik kijk in de spiegel en zie een gebruinde, oude man met een verweerd gezicht en zilver-kleurig haar. Ik glimlach naar de oude man en hij glimlacht terug. Ik voel me gelukkig.’

‘Als je jezelf verloren voelt volg dan de stroom van de rivier’.

‘Iedereen, onafhankelijk of iemand een monnik of een leek is, een man of een vrouw, kan verlicht worden’.

‘Een boeddhistische gemeenschap als die in Thailand besteedt te weinig aandacht aan nonnen’.

‘Boeddhisme in Thailand is als het leven van een individu: geboorte, leven en dood, in overeenstemming met de natuurwet’.

Om zes uur ’s morgens op 21 januari 2006 keert Pramuan terug op zijn geboorteplaats, Koh Samui. De eerste ontmoeting daar is met een oude schoolvriend. Hij gaat naar het huis van zijn tante waar hij in zijn jeugd veel kwam, en net zoals ze toen altijd opmerkte, zegt ze nu ook na de begroeting : ‘Ga je douchen en kom dan eten’.

Hij besluit zijn boek met:

‘Ik geniet van mijn maaltijd tot ik verzadigd ben’.

‘Mijn leven is vervuld’.

‘Het is een leven dat waarlijk smakelijk is’.

Bron:

Over deze blogger

Tino Kuis
Tino Kuis
Geboren in 1944 in Delfzijl als zoon van een eenvoudige winkelier. Gestudeerd in Groningen en Curaçao. Drie jaar als arts gewerkt in Tanzania, daarna als huisarts in Vlaardingen. Een paar jaar vóór mijn pensioen getrouwd met een Thaise dame, we kregen een zoon die drie talen goed spreekt.
Bijna 20 jaar in Thailand gewoond, eerst in Chiang Kham (provincie Phayao) daarna in Chiang Mai waar ik graag allerhande Thai lastigviel met allerlei vragen. Volgde het Thaise buitenschoolse onderwijs waarna een diploma lagere school en drie jaar middelbare school. Deed veel vrijwilligerswerk. Geïnteresseerd in de Thaise taal, geschiedenis en cultuur. Woon nu alweer 5 jaar in Nederland samen met mijn zoon en vaak met zijn Thaise vriendin.

3 reacties op “Wandelen naar Vrijheid, de tocht van Pramuan Pengchan”

  1. Simon de Goede zegt op

    Ik ben jaloers op deze man.

  2. José zegt op

    Is dit boek ook in het Nederlands uitgegeven? Ik zou het graag willen lezen.

    • Tino Kuis zegt op

      Voor zover ik weet niet. Nog even gegoogled: niets. Alleen Thais, Engels, Japans en Chinees.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website