Thailand… om dichterlijk van te worden…
Ik heb in de loop der jaren ondervonden dat wij Farang over het algemeen niet echt vertrouwd zijn met de literatuur, laat staan de poëzie van ons gastland. Expats die zich willen integreren hebben over het algemeen een grondigere kennis over pakweg het lokale aanbod aan voedsel, drank of vrouwen dan aan wat over het algemeen als ‘hogere’ cultuur wordt omschreven.
Hoogst begrijpelijk maar toch een beetje jammer want ik deel volmondig de mening van de Nederlandse dichter Willem Kloos die ooit, in een onbewaakt ogenblik schreef: “Poëzie is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie”. Dat de Vlaamse schrijver Raymond Brulez dit meteen relativeerde met de gevleugelde woorden “Poëzie is vaak de allerbanaalste expressie van de allerabsurdste geestesverwarring” laat ik volledig voor zijn rekening. Indien u dus toch zou hongeren naar meer of dieper cultureel inzicht dan heb ik u voor u vandaag een hoogstpersoonlijke en bijgevolg subjectieve selectie van aantal van de meest invloedrijke Siamese en Thaise dichters op een rijtje gezet.
Ik heb geprobeerd om als rode draad er een zeker chronologie in te brengen en ik begin dan ook met de dichterlijke ziel die het verst in het verleden te situeren is ene Si Prat (1652-1683). Hij was een typisch voorbeeld van de dichters uit de Ayutthaya-periode. De intellectuelen waren toen hoofdzakelijk, om niet te zeggen enkel in de kloosters en de paleizen te vinden. Het gewone volk was overwegend analfabeet en bijgevolg was het ergens logisch dat behoorlijk wat aristocraten tot de bekendste dichters van het land werden gerekend want zij behoorden tot de kleine groep die voldoende geletterd was om poëzie te produceren. De Siamese dichtkunst was in die dagen daadwerkelijk, om de Nederlandse dichter Edgar du Perron te citeren: “…naakt en ongekromd, een tijdverblijf voor enkele fijne luiden”. Poëzie was belangrijk en de meest beoefende vorm van literatuur in de Sukhothai- (13e en 14e eeuw) en Auyutthaya (14e tot 18e eeuw) – tijdperken. Proza bestond alleen maar in de vorm van fabels en sprookjes en deed pas als literaire vorm in Siam zijn intrede als een westers importproduct onder het bewind van Rama IV (1851-1868). Onder koning Vajiravudh, die tussen 1910 en 1925 aan de macht was en die zelf gedichten, toneelstukken en proza schreef, kende de Siamese poëzie een heropleving en groeide het uit tot het populaire genre dat het tot op vandaag is in Thailand.
Si Prat is een met mysterie omgeven figuur en volgens sommige hedendaagse literatuurhistorici zou hij zelfs helemaal nooit hebben bestaan. Volgens de mythen zou hij aan het hof van koning Narai (1633-1688), de grootste vorst uit de Prasat Thongdynastie, hebben geleefd als de zoon van Phra Horathibodi, een gerespecteerde hof astroloog en koninklijke tutor die ook gedichten zou hebben geschreven. Het aan Si Prat toegeschreven werk behoort tot de top van wat bekend staat als de Gouden Eeuw van de Siamese literatuur. Hij zou aan het hof het erg succesvolle epos Anurit Kham Chan (de Vertelling over Anurit ) hebben geschreven, maar zijn dagen waren geteld toen bleek dat hij vleselijke betrekkingen was aangegaan met Thao Si Chulalak, een van de lievelingsconcubines van Narai. Dit had hem zijn hoofd kunnen kosten maar naar verluidt spaarde de koning, uit respect voor Horathibodi, Si Prat’s leven en verbande hij hem ver weg naar het zuiden, naar Nakhon Si Thammarat. Op weg naar deze locatie zou hij zijn meesterwerk, de klaagzang Kamsuan Samut hebben geschreven. In Nakhon Si Thammarat wad hij dichter in de residentie van de gouverneur. In 1683, Si Prat was toen eenendertig jaar oud, werd hij opnieuw betrapt, deze keer in het bed van een van de mia noi, de bijvrouwen van de gouverneur, die hem prompt liet terechtstellen. De legende wil dat Si Prat, toen hij werd vastgebonden aan de executiepaal, met zijn voet snel een gedicht in het zand schreef dat tegelijkertijd een vervloeking inhield; hij die hem met het zwaard deed terechtstellen zou zélf ook aan het zwaard ten onder gaan. Tweemaal raden wat er toen gebeurde. Toen een paar maanden later Narai, die van plan was om zijn lievelingsdichter pardon te verlenen en hem terug naar Ayutthaya wou laten keren, vernam dat Si Prat op zo’n manier aan zijn einde was gekomen ontstak hij in blinde woede en liet hij op zijn beurt de hoorndragende gouverneur onthoofden.
De tweede dichter in de rij is prins Thammathibet Chaiyachet Suriyawong of prins Narathibet, zoals hij meestal bekend staat. Hij was de oudste zoon van koning Borommakot van Ayutthaya en prinses Aphainuchit. Narathibet, die één van de favorieten van zijn vader was en door hem als onderkoning was aangesteld, profileerde zich een zoetgevooisde bard die vooral bekendheid verwierf met zijn dichterlijke ontboezemingen over natuur- en vrouwelijk schoon. Het was dit vrouwelijk schoon dat hem – net als zijn voorganger Si Prat – fataal werd want hij had blijkbaar een iets te begerig oog geworpen op sommige concubines van zijn vader. Hij werd in flagrante delicto betrapt met één van hen in het koninklijk paleis. Mogelijk had Borommakot dit nog door de vingers gezien maar toen enkele van zijn jaloerse halfbroers aan kwamen draven met allerlei complottheorieën was zijn lot bezegeld. In de martelkamer bekende hij nachtelijke bezoeken aan niet minder dan vier van de koninklijke bijvrouwen én zijn plannen om de koning te vermoorden. De prins-dichter overleefde, net als de vier ontrouwe concubines en een paar hoge hovelingen die bij de samenzwering betrokken zouden zijn geweest, de martelingen niet.
Koning Rama II, (1768-1824) was niet alleen een ijverige mecenas die de kunsten bevorderde maar schreef, dichtte en componeerde zelf ook aardig wat. Hij beschouwde zichzelf als de motor van de culturele renaissance van Siam en favoriseerde talentvolle poëten als Phra Sunthonwohan. Veel van de Siamese poëzie was in 1767 toen de Birmezen Ayutthaya met de grond hadden gelijk gemaakt, verloren gegaan en Rama II was er veel aan gelegen om dit zo snel mogelijk goed te maken. Het is bekend dat hij, al dan niet met de hulp van derden, een versie van de Ramayana/Ramakien heeft geschreven en dat hij een aantal oudere gedichten en fabels uit de Ayutthaya-periode nieuw leven heeft ingeblazen door ze te herwerken en te moderniseren. Rama II stimuleerde ook zijn zonen Jessadabodindra en Paramanuchitchinorot om gedichten te schrijven. Prins Paramanuchit of prins Vasukri zoals hij vaak werd genoemd, werd later een Sangharaj – de opperste patriarch van het Boeddhisme in Siam – die bekend werd om de literaire kwaliteit van zijn religieuze en spirituele geschriften. Alhoewel hij ook meer wereldse thema’s niet schuwde, getuige zijn epos over hoe in de zestiende eeuw koning Naresuan de Birmezen bij Suphanburi in de pan hakte.
Phra Sunthonwohan (1786-1855) die in het burgerleven officieel als Sunthorn Phu, door het leven ging, werd ook wel en wellicht niet zonder reden ‘de Dronken Monnik’ genoemd. Hij was hofdichter in het Rattanakosin-tijdperk en heeft zowat de literairhistorische status van een Bilderdijk of een Gezelle in de Lage Landen. Zijn carrière als hofdichter begon onder het bewind van de zichzelf ook aan de edele dichtkunst bezondigende Rama II. Toen die in zomer van 1824 overleed, trok Phu zich terug in het klooster. Twintig jaar later keerde hij terug naar het hof van Rama III als een koninklijke scribent en bleef er deze keer tot aan zijn dood. Phu was vermaard om zijn meesterlijke taalgebruik en epische – zij het vandaag wellicht ietwat te barokke en gezwollen – poëzie. Tot zijn bekendste werken behoren Nirat Phukhao Thong, een reeks gedichten die een gedenkwaardige reis naar de Gouden Berg verhalen, Nirat Suphan over zijn reis naar Suphanburi en de Phra Aphai Mani-sage. Zijn oeuvre wordt tot op vandaag gelezen en inspireerde de laatste jaren musici, striptekenaars en filmregisseurs. Het belang van zijn werk werd in 1986 ter gelegenheid van zijn 200e geboortejaar internationaal erkend toen hij door UNESCO werd opgenomen in de eregalerij van de werelddichters.
Angarn Kalayanapong (1926-2012) wordt niet alleen als een van de beste Thaise dichters van de twintigste eeuw beschouwd maar ook als een van de belangrijkste kunstschilders van zijn generatie. Deze plastisch kunstenaar uit Nakhon Si Thammarat debuteerde al in zijn studententijd met poëzie en werd op het einde van de jaren vijftig een professioneel schrijver. Dit liep zeker in de eerste jaren niet van een leien dakje. Omdat hij experimenteerde met taal en bewust afweek van de traditionele Thaise rijmschema’s en regels kreeg hij aanvankelijk behoorlijk wat kritiek uit conservatieve hoek te verwerken. Dit belette echter niet dat hij 1972 de Outstanding Poet of the Year Award van de Sathirakoses Foundation kreeg. In 1986 werd hij onderscheiden met de Southeast Asian Writers Award voor zijn gedicht Panithan Kawi. Drie jaar later ontving hij de National Artist Award in de categorie literatuur. Hij werd, niet geheel ten onrechte, gezien als een literaire vernieuwer. Een groot deel van zijn poëzie wordt gekenmerkt door zijn liefde voor de natuur en zijn angst voor dreigende milieurampen. Eén van zijn bekendste gedichten is Lamnam Phu Kradong, een ode aan het gelijknamige National Park in Loei. In 2006 kwam hij een laatste keer in de publieke belangstelling omdat hij openlijk zijn steun uitsprak aan het verzet van de ‘gele shirts’ van de People’s Alliance for Democracy (PAD) tegen de regering van premier Thaksin Shinawatra. Angarn Kalayanapong die een diabeticus was, overleed op 86-jarige leeftijd in het Samitivej Hospitaal in Bangkok na hartfalen. The Nation schreef de dag na zijn overlijden over hem dat hij ‘poëzie ademde”.
Chit Phumisak (1930-1966) is een buitenbeentje. Deze filoloog, historicus en schrijver was ook songwriter, dichter en communistische agitator die met zijn strijdbare gedichten opriep tot solidariteit met de vertrapten in het Land van de Glimlach. Dit laatste werd niet echt op prijs gesteld door de ultraconservatieve machtshebber, generaal Sarit Thanarat en kostte hem in 1957 een veroordeling tot zes jaar gevangenis. In 1965 toen Phumisak effectief de rangen van de illegale Thaise communistische partij had vervoegd, dook hij onder in de jungle maar op 5 mei 1966 werd hij bij het dorp Nong Kung in Sakhin Nakhon vermoord.
Anchalee Vivatanachai (°1952) die zich van het pseudoniem Anchan bedient, werd in Thonburi geboren en is een academisch gevormde schrijfster die een Bachelor of Arts -diploma in Thaise literatuur en taalkunde haalde aan de Chulalongkorn Universiteit. Nadat ze afstudeerde verhuisde ze naar New York, waar haar ouders woonden en waar ze zich bekwaamde in de studie van edelstenen. Haar debuut, Mother Dear uit 1985 werd meteen enthousiast onthaald en werd nog datzelfde jaar uitgeroepen tot beste kortverhaal door de Thaise PEN-club. Vijf jaar later werd haar bundel met kortverhalen Anmani Haeng Chiwit (De Juwelen van het Leven) bekroond met een Southeast Asian Writers Award. Haar onconventionele en vernieuwende gedichtenbundel Laisu werd in 1995 genomineerd voor weer een Southeast Asian Writers Award.
Hella S. Haase stelde ooit dat poëzie de meest integere vorm van waarheid is. Dat geldt zeker voor Chiranan Pitpreecha (°1955). Zowel Tino Kuis als uw dienaar hebben op Thailandblog al aandacht besteedt aan haar leven en werk dat uitblinkt door integriteit en maatschappelijke betrokkenheid. Het is dan ook geen toeval dat ze werd opgenomen in de prestigieuze Who’s Who in Contemporary Women’s Writing. Deze in Trang geboren activiste en feministe schreef, aangemoedigd door haar moeder, haar eerste gedichten toen ze 13 was. Ze raakte, samen met haar man, de studentenleider en latere schrijver én dichter Seksan Prasetkul (°1949) betrokken bij de studentenrevolte in de jaren zeventig, en moest nadat deze bloederig was uiteengeslagen door het regime, onderduiken in de jungle. Haar ervaringen uit de periode werden gepubliceerd in haar bundel Bai Mai Thi Hai Pai (Het Verloren Blad), die in 1989 werd onderscheiden met de Southeast Asian Writers Award.
De dichter Saksiri Meesomsueb (°1957) uit Nakhon Sawan gebruikt meestal het pseudoniem Kittisak. Hij schreef al naar verluidt als kind maar hij begon, net als Angarn Kalayanapong, voor het eerst gedichten te publiceren toen hij tussen 1972 en 1976 beeldende kunsten studeerde in Bangkok. Sindsdien ontwikkelde hij zich tot een populaire dichter, schrijver, songwriter, columnist, recensent en kunstschilder. In 1992 ontving hij de Southeast Asian Writers Award voor zijn dichtbundel The Hand is White. Voor zijn literaire werk, waarbij hij meer geladen thema’s als milieukwesties, sociale verdrukking, kapitalisme en religie niet schuwt, werd hij onder meer onderscheiden met de Mekong River Literary Award in 2001 en in 2005 kreeg hij de Silpathorn Award for Literature de wordt uitgereikt door het Thaise ministerie van Cultuur.
Paiwarin Khao-Ngam (°1961) werd geboren in Roi-Et in Isaan en profileerde zich tot een sociaal bewogen schrijver en dichter. Zijn poëtische debuut There’s no Poem for a Poor Man rolde in 1979 van de pers. Sindsdien publiceert hij mtde regelmaat van de klok en deze ijver werd in 1995 beloond met een Southeast Asian Writers Award voor zijn dichtbundel Banana Tree Horse.
Mocht u na het doorploegen van al dit poëtische geweld toch nog soelaas willen vinden in een troostende gedachte, dan heb ik, bij wijze van afsluiting nog deze diepe gedachte van Herman Finkers voor u: “Poëzie, zo moeilijk niet, op alles rijmt wel iets. Behalve dan op waterfiets, op waterfiets rijmt niets “…
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond10 december 2024Wat Phra That Phanom: parel van de Mekongvallei
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
De toegankelijkheid van Thaise poezie is natuurlijk voor ons zeer gering. Voor velen van ons geldt al dat we de taal nauwelijks of beperkt spreken, en nog veel minder kunnen lezen en schrijven. In iedergeval geldt dat voor mij. Om in de poezie door te dringen is een nog veel grotere kennis van de taal nodig om de vele metaforen en symbolieken die er vaak in voorkomt, te begrijpen.
“k heb in de loop der jaren ondervonden dat wij Farang over het algemeen niet echt vertrouwd zijn met de literatuur, laat staan de poëzie van ons gastland. Expats die zich willen integreren hebben over het algemeen een grondigere kennis over pakweg het lokale aanbod aan voedsel, drank of vrouwen dan aan wat over het algemeen als ‘hogere’ cultuur wordt omschreven.”
Het klinkt als een verwijt maar hoeveel Thaise vrouwen die permanent in Nederland wonen hebben kennis van de Nederlandse literatuur (van Multatuli tot Wolkers) of poezie. Nog even afgezien van het feit dat vele Thais niet op de hoogte zijn van hun eigen literatuur, al was het alleen maar omdat de overgrote meerderheid van de Thais niet tot de ‘hogere cultuur’ behoren en de middelbare school met de bijbehorende kwaliteit nooit hebben doorlopen.
Dag Chris,
overschot van gelijk… Deze inleiding was met een vleugje ironie overgoten.. De meeste Vlamingen en Nederlanders hebben ondanks het bestaan van een literaire canon of eindtermen in het onderwijs ook geen flauw benul over hun dichters en schrijvers,laat staan dat ze zouden kunnen citeren….
Maagdenbloet, dat vloeien moet, tot nut der mensheit en tot spoet van ’t eeuwig nageslacht…
Citaat:
‘Nog even afgezien van het feit dat vele Thais niet op de hoogte zijn van hun eigen literatuur, al was het alleen maar omdat de overgrote meerderheid van de Thais niet tot de ‘hogere cultuur’ behoren en de middelbare school met de bijbehorende kwaliteit nooit hebben doorlopen.’
Goh, hoe weet jij dat allemaal, chris? Ik zeg je dat heel veel Thais redelijk op de hoogte zijn van veel Thaise literatuur en dat ook op school krijgen voorgeschoteld. Ik wil met je wedden dat meer Thais het epos Khun Chang Khun Phaen kennen en er stukjes uit kunnen opzeggen dan Nederlanders bekend zijn met Multatuli. Ik heb er met taxichauffeurs over gesproken. Ah, en velen kennen een paar gedichten van Chiranan en de ‘communist’ Chit Phumisak, uit hun hoofd.
beste Ti,
Jij hebt in een ander Thailand gewoond als ik nu doe. Jij kwam in Chiang Mai alleen maar geletterde Thais tegen (het huis vol met boeken), kritische Thais en Thais die in hoge mate sympathiseerden met de red shirts, met Thaksin en Yingluck. Waarschijnlijk kenden zij niet alleen communistische gedichten uit hun hoofd maar kenden ook de Internationale beter dan het volkslied.
Ik woon tussen de Thais die ofwel hard werken ofwel geen werk hebben en voor wie elke dag een gevecht is. Die hebben heel weinig met rood, met geel maar worden volledig in beslag genomen door de beslommeringen van alledag, met een pilsje aan het eind van de avond.
Op mijn werk kom ik de geletterde, maar weinig kritische studenten en docenten tegen die veelal apolitiek zijn, ofwel tegen de rode meute en die meer weten van Engelse literatuur dan van Thaise (met uitzondering van de verheerlijkingen van de Thaise natie en alle oorlogen die men met behulp van een koning gewonnen heeft) omdat men op en internationale school heeft gezeten en/of in het buitenland heeft gestudeerd en/of gewerkt.
Ik zou willen dat je je rode bril eens afzet en toegeeft dat voor een volwassen natie met positief kritische burgers (kritisch op geel, kritisch op rood) die hun rechten maar ook hun verantwoordelijkheden kennen nog een lange weg te gaan is. En dat heeft naar mijn mening heel veel te maken met de sociale en economische ongelijkheid en niet met de constitutie en artikel 112. De gevolgen van Corona zetten het land zeker 20 jaar terug in de tijd.
Citaat:
‘….toegeeft dat voor een volwassen natie met positief kritische burgers (kritisch op geel, kritisch op rood) die hun rechten maar ook hun verantwoordelijkheden kennen nog een lange weg te gaan is. En dat heeft naar mijn mening heel veel te maken met de sociale en economische ongelijkheid…’
Ik heb mijn rode bril even afgezet. Wat in het citaat staat is waar, chris, en ik geef dat van harte toe, maar we hadden het over literatuurkennis. Wat heeft dat met rood en geel, met Thaksin en Yingluck te maken? Of met artikel 112 en de constitutie? Dat sleep je er met de haren bij.
Ongeacht het imago dat de overheid van eender welk land zichzelf probeert aan te meten, zijn het de dagelijkse contacten met de bevolking die de effectieve perceptie zullen bepalen.
En ik denk dat de overgrote meerderheid van de buitenlanders die Thailand bezoeken vooral in contact komen met mensen die (om economische redenen) vooral de Thaise “troeven” zoals makkelijk en anoniem toegankelijke betaalde sex, bacchanale excessen, vermeend beperkte sociale controle (vermeend omdat Thais hun ware gevoelens verhullen) enz. prediken.
Een elite zal wellicht contacten krijgen of onderhouden met Thais die de “hogere” culturele en andere “waarden” vertegenwoordigen.
Maar een elite is per definitie een minderheid. En in een standenmaatschappij zoals Thailand er uiterst prominent een is, al helemaal.
Cor
Chris, nog een keer. Ik heb persoonlijk het buitenschoolse Thaise onderwijs gevolgd en heb daarvan twee diploma’s. Ik volgde ook de inspanningen van mijn zoon in deze en las zijn leerboeken. Er wordt op alle Thaise scholen redelijk veel aandacht besteed aan literatuur. In mijn boekenkast staat veel Thaise literatuur. Sommige boeken hebben tientallen herdrukken. Ook op diverse media wordt literatuur regelmatig besproken. Wel allemaal in het Thais. Ik vind het ‘whataboutism’, hoe het andere landen is, overbodig.
Fijn dat je dit onderwerp ter sprake brengt, Lung Jan. Het is de taal en de literatuur die ons de beste kennis over een land en een cultuur oplevert. Er is veel in het Engels vertaald en het boek van Botan ‘Brieven uit Thailand’ ook in het Nederlands. Kom, ga lezen!
Laat ik misschien wel het meest bekende werk noemen in de Thaise literatuur: het epos Khun Chang Khun Phaen. Het stamt uit de 17e eeuw, bedacht, mondeling overgebracht en uitgevoerd door het ‘gewone’ volk met een koninklijke aanvulling uit het begin van de 20e eeuw: Rama II en II inderdaad. Ik ben bezig daar iets meer over te schrijven.
https://www.thailandblog.nl/cultuur/khun-chang-khun-phaen-het-meest-beroemde-epos-thaise-literatuur/
In de linker kolom Onderwerpen / Cultuur- Literatuur staan meer verhalen. Laat ik er drie uitnemen die jij ook vermeld.
Anchalee Vivatanachai Het verhaal ‘De Bedelaars’
https://www.thailandblog.nl/cultuur/bedelaars-kort-verhaal/
Chit Phumisak Zijn gedicht en lied ‘Sterrelicht van Vastberadenheid’
https://www.thailandblog.nl/achtergrond/jit-phumisak-dichter-intellectueel-revolutionair/
En de gedichten van Chiranan Pitpreecha met Engelse en Nederlandse teksten
https://www.thailandblog.nl/politiek/thaise-poezie-geboren-politieke-strijd-1/
https://www.thailandblog.nl/achtergrond/chiranan-pitpreecha-de-ziel-houdt-stand/
Het gedicht ‘De Bloemen zullen Bloeien’ is ook een lied Dogmai ja baan:
https://www.youtube.com/watch?v=–Mx5ldSx28
Dit laatste lied en het lied ‘Sterrelicht van Vastberadenheid’ worden veel gezongen bij de huidige betogingen van leerlingen en studenten.
‘Sterrelicht van Vastberadenheid’:
https://www.youtube.com/watch?v=QVbTzDlwVHw
Bestaan er ook gedichten van een Thaise Herman Finkers? Die wil ik wel lezen!
Thailand staat bekend om stampwerk (rote learning) op school, daar worden zover ik weet ook Thaise literatuur er aardig in gestopt. (Geforceerd stampen is denk ik echter niet bevorderlijk om lezen van literatuur te bevorderen zodra kinderen klaar zijn met school…). Het zou me verbazen als bekende literatuur zoals Khun Chang Kun Phaen, of bekende schrijvers (mits niet gezien als communistische gevaar cq onruststoker) niet in de kinderen gehamerd is. Daar zal iets van blijven hangen.
Overigens bij mij op school geen Multatuli gehad, wel buiten school eens besproken zien worden in media. Een Wolkers (of dergelijke) was wel verplichte kost op school.
Wat literatuur van je tweede thuisland lezen kan geen kwaad. Ik ben bijna door Khun Chang Khun Phaen heen. Goed om te weten dat in die goede oude tijd wanneer een man met een vrouw sliep dat praktisch betekende dat men vanaf dan dan gehuwd was. De vrouw was het eigendom van de man en had te luisteren naar haar man.
Chris, nog een keer. Ik heb persoonlijk het buitenschoolse Thaise onderwijs gevolgd en heb daarvan twee diploma’s. Ik volgde ook de inspanningen van mijn zoon in deze en las zijn leerboeken. Er wordt op alle Thaise scholen redelijk veel aandacht besteed aan literatuur. In mijn boekenkast staat veel Thaise literatuur. Sommige boeken hebben tientallen herdrukken. Ook op diverse media wordt literatuur regelmatig besproken. Wel allemaal in het Thais. Ik vind het ‘whataboutism’, hoe het andere landen is, overbodig.
Lung Jan,
Even dit citaat:
‘Het gewone volk was overwegend analfabeet en bijgevolg was het ergens logisch dat behoorlijk wat aristocraten tot de bekendste dichters van het land werden gerekend want zij behoorden tot de kleine groep die voldoende geletterd was om poëzie te produceren.’
Dat is niet helemaal logisch. Ik denk dat er veel analfabetische dichters waren die vaak hun poëzie mondeling doorgaven maar wat dikwijls niet werd opgeschreven of pas veel later. Dat was bijvoorbeeld het geval met het bekende epos Kun Chang Khun Phaen, ontstaan in de 16e-17e eeuw en pas midden 19e eeuw opgeschreven. Ook een ongeletterde kan poëzie produceren en het zou me niet verbazen als veel aristocraten hun neergeschreven poëzie voor een deel haalden uit het volk. Poëzie en schrift is niet identiek. Dat geldt ook voor het Midden-Oosten om maar wat te noemen.