Kanonneerbootdiplomatie is volgens mij een van die woorden die een natte droom moeten zijn van iedere fervente scrabblespeler. In 1893 werd Siam het slachtoffer van deze wel erg bijzondere vorm van diplomatie.
Om dit beter te kunnen duiden moeten we echter nog even verder in de tijd, naar 1856 om precies te zijn. In dat jaar tekenden Frankrijk en Siam een verdrag van ‘eeuwigdurende vrede en vriendschap’. Een alliantie die aansloot bij de historische diplomatieke betrekkingen die tussen beide naties in de zeventiende eeuw bestonden. Een alliantie ook die al vrij snel overschaduwd werd door de territoriale aanspraken van beide landen. Zes jaar eerder hadden de Fransen Cochin-China, het zuiden van het toenmalige Vietnam, veroverd en ze wierpen nu begerige blikken richting Cambodja en Laos, twee gebieden die ook door Siam werden geclaimd.
Frankrijk droomde van een handelsroute die zuidwest China moest ontsluiten door de vallei van de Mekong. Er was echter een probleempje want de kleine Laotiaanse koninkrijkjes die de sleutel waren tot deze ontsluiting waren schatplichtig aan de Siamese koning Mongkut. Het Cambodjaanse probleem was van een andere dimensie. In de Franse visie werd Cambodja als sinds de tijd van het koninkrijk Ayutthaya gezamenlijk bestuurd door Siam en Vietnam. Kort na het ondertekenen van het vriendschapsverdrag werd deze theorie al op de proef gesteld. In 1861 greep Siam rechtstreeks militair in bij interne problemen na de dood van koning Ang Duong rond de Cambodjaanse troonopvolging. Bangkok bracht hun, in het oosten van Cambodja onpopulaire protegé, prins Norodom op de troon. Dit schoot in het verkeerde keelgat van de Fransen die scherp protesteerden. Als de nieuwe heerser over Cochin-China had men, dixit Parijs, bijgevolg eerst met Frankrijk over deze zaak moeten overleggen. Vanzelfsprekend aanvaardde Bangkok deze lezing niet. Wat de Siamezen echter niet beseften was dat Norodom dubbel spel speelde. Terwijl hij in alle toonaarden trouw zwoer aan Mongkut sloot hij op 11 januari 1863 in het grootste geheim een protectoraatsverdrag met de Fransen. Nog geen jaar later, in december 1863, ondertekende hij in Bangkok een gelijkaardig verdrag, zonder dat de Fransen hiervan op de hoogte waren…
Het recalcitrante Cambodja was overigens lang niet het enige probleem dat Siam in internationaal vaarwater deed belanden. Gedreven door een grenzeloze ambitie waren de Britten in een hoog tempo de funderingen aan het leggen voor hun Empire. Azië kon daarbij op hun bijzondere aandacht rekenen. Na het overlijden van Mongkut in oktober 1868 kreeg zijn jonge troonopvolger Chulalongkorn het volle gewicht van de buitenlandse diplomatie op zijn schouders. Toen de Britten zich vanuit Birma begonnen te mengen in de lucratieve teakhandel in het noorden van Siam, vooral in de vazalstaat Lanna, was Chulalongkorn er voor beducht dat Chao Kavilorot, de prins van Chiang Mai, zich zou laten verleiden tot een confrontatie met de Birmezen of hun Britse meesters. Een confrontatie waar Bangkok niet écht op zat te wachten.
Toen Chao Kavilorot in 1870 stierf was Chulalongkorn er dan ook als de kippen bij om Chao Intanon, de kandidaat die zijn voorkeur wegdroeg, op de troon te helpen in Chiang Mai. Het was de eerste stap in een proces dat zou leiden tot de integratie van het noorden in Siam. Nadat in 1874 een Anglo-Siamees akkoord was gesloten waarin beide partijen zich akkoord hadden verklaard om eventuele disputen via internationale gerechtshoven te regelen, zond Siam vrijwel meteen een koninklijke commissaris naar Chiang Mai die niet alleen de prerogatieven van het heersende huis danig inperkte maar bovendien in de loop van de volgende jaren geleidelijk het bestuurlijke apparaat op de leest van Bangkok schoeide en dus onder rechtstreekse Siamese controle bracht. Een assimilatietactiek, die een decennium later door Chulalongkorn in alle noordelijke en zuidelijke gouwen, én – zij het minder succes – in de Laotiaanse vazalstaten Luang Prabang en Champassak zou worden toegepast. En over zuidelijke gouwen gesproken: In dezelfde periode gingen er vanuit het Britse gezantschap in Singapore meer en meer en alsmaar dwingender wordende vragen richting Londen om een einde te maken aan de Siamese suzereiniteit over de Maleisische provincies Kedah, Perlis, Kelantan en Trengganu. Het Britse Foreign Office zag daar echter geen graten in en meende dat de Britse belangen in Siam het best gediend werden door diplomatie en overleg. Weliswaar op voorwaarde dat deze koers ook effectief positieve resultaten opleverde…
De razendsnelle uitbouw van het Britse Empire en de verpletterende nederlaag die Frankrijk in de Frans-Pruisische Oorlog van 1870-1871 had opgelopen, met het verlies van de Elzas en Lotharingen aan het pas gestichte Duitse keizerrijk, was moeilijk te verteren voor Parijs en vele Fransen meenden oprecht dat een territoriale overzeese uitbreiding de fel gedeukte nationale trots en het aangetaste internationale prestige moesten herstellen. En bijgevolg werden Tunesië en Madagascar bezet, trokken militaire expedities naar Centraal- en West-Afrika en ging men zich opnieuw vastbijten in Zuidoost-Azië. De Fransen hadden hun droom over de ontsluiting van de Mekongvallei nog niet opgegeven en hierbij kwam onvermijdelijk Laos terug in het Franse vizier.
Het instabiele Laos was al langer een zorgenkind van Chulalongkorn. Zowel Cochin-China als Siam hadden claims op Laos en toen het land in het midden van de jaren zeventig meer en meer last kreeg van raids door Chinese Ho-bandieten – in feite waren dit overlevenden van de Taiping rebellie (1850-1864) – stuurde de Siamese koning, prins Prachak, een van zijn broers, naar Nong Khai om er een territoriale strijdmacht uit de grond te stampen die niet alleen diende af te rekenen met de Ho maar ook het Franse expansionisme moest ontmoedigen. In november 1885 stuurde Chulalongkorn een nieuw expeditielegertje met sommige van zijn beste troepen en uitgerust met de modernste wapens, onder bevel van zijn jongere broer Kromamu’n Prachak en van Chamu’n Waiyaworanat naar het door de Chinese warlords gecontroleerde gebied. Het was zeker geen toeval dat deze expeditie net toen vertrok. 1885 was immers een sleuteljaar met betrekking tot hoe de Siamese buitenlandse betrekkingen zich ontwikkelden.
Eerder dat jaar hadden de Fransen manu militari Annam en Tonkin ingenomen en daardoor de controle over heel Vietnam verworven, terwijl de Britten de gebieden die formeel door koning Thibaw in het noorden van Birma werden geregeerd, simpelweg hadden geannexeerd. Alsof dit niet volstond tekenden de Fransen en Britten een handelsakkoord met de Britse administratie in Birma waardoor er een Frans consulaat werd geopend in Mandalay. Chulalongkorn en zijn adviseurs, waarvan de pas benoemde minister van Buitenlandse Zaken, de erg bekwame prins Devawongse de belangrijkste was, zagen met enige ontsteltenis hoe twee Zuidoost Aziatische koninkrijken bij wijze van spreken binnen een tijdspanne van een paar maanden gedwongen waren geweest de Westerse dominantie te aanvaarden. Het was ook hetzelfde jaar waarin Frankrijk en Siam een nieuw vriendschapsakkoord sloten waarin de Siamezen wellicht tegen heug en meug toestonden dat er een Frans consulaat werd geopend in Luang Prabang. Het Franse parlement weigerde echter in 1886 dit akkoord goed te keuren omdat dit de jure een erkenning van de soevereine rechten van Siam op Laos zou impliceren…. Het moest op dat ogenblik in Bangkok duidelijk zijn geworden dat de Fransen hun claim op Laos niet zouden opgeven.
Het was wellicht een ironische speling van het lot dat uitgerekend de met Siamese zegen in Luang Prabang geïnstalleerde Franse consul, de zaken op de spits zou drijven. De diplomaat en ontdekkingsreiziger Auguste Jean-Marie Pavie was begin 1886 in Luang Prabang aangekomen en stak zijn sympathie voor de Laotianen en zijn aversie voor de ‘imperialistische’ Siamezen niet onder stoelen of banken. Hij liet daarbij geen poging onverlet om Laos los te weken uit de Siamese invloedssfeer. In 1888 bijvoorbeeld werkte hij nauw samen met een Franse strijdmacht die, onder het voorwendsel Ho-troepen achterna te zitten, vanuit Noord-Vietnam poogde de Sip Son Chu Tai nederzettingen in de Black River Valley te annexeren. In diezelfde periode probeerde hij ook met de hulp van spionnen in centraal Laos bewijsmateriaal te verzamelen van het historische Vietnamese bestuur in deze regio. Een missie, die overigens met een sisser afliep. Dit belette Pavie niet om bij zijn terugkeer in het moederland in 1889 vurig te pleiten voor de uitbreiding van het stilaan vaste vorm aannemende Franse Indochinese imperium tot aan de Mekong. Een vraag waar de Franse regering wel oren naar had en het volgende jaar keerde de ondernemende consul terug naar Luang Prabang aan het hoofd van de Mission Pavie, een groep van wetenschappers en handelslui die Laos en Cambodja moesten overhalen een pro-Franse koers te varen.
In Bangkok werd, zoals te verwachten was, met de nodige wrevel op de démarches van Pavie gereageerd. Chulalongkorn en zijn adviseurs meenden in dit geval te kunnen rekenen op de steun van de Britten en verleenden verstrekkende volmachten aan de koninklijke commissarissen in Nong Khai, Ubon en Champassak. Tegelijkertijd werden er meer troepen naar het noorden en oosten gestuurd om de Siamese belangen veilig te stellen. De Fransen reageerden op hun beurt gepikeerd op deze maatregelen en stuurden, met de bekende Franse flair voor diplomatie, niemand minder dan Pavie naar Bangkok als nieuwe Franse zaakgelastigde in de Siamese hoofdstad…
De diplomatieke verhoudingen tussen Bangkok en Parijs werden in september 1892 opnieuw op de proef gesteld door twee nieuwe, los van elkaar staande incidenten. In Khammuan en Nong Khai werden door de Siamese commissarissen drie Franse zakenmannen, die verdacht weren van betrokkenheid bij opiumsmokkel, uitgewezen. Een paar dagen later pleegde een zekere Massie die Pavie als consul in Luang Prabang verving, zelfmoord toen hij op terugweg was naar Saigon. Beide incidenten werden in Frankrijk aangegrepen als een reden tot interventie. Zo gezegd, zo gedaan en in maart 1893 beleefde Auguste Pavie wellicht zijn persoonlijke ‘moment de gloire’ toen hij namens de Franse republiek aan Chulalongkorn en prins Devanwongse de eis voorlegde om met onmiddellijke ingang alle Siamese militaire posten aan de oostzijde van de Mekong ten zuiden van Khanmuan, te ontruimen. Om zijn eis kracht bij te zetten was een paar dagen eerder de Franse kanonneerboot Lutin op de Chao Phraya ter hoogte van het Franse Consulaat-Generaal aangemeerd. Ondanks het feit dat de kapitein van dit vaartuig had aangegeven slechts een week te blijven, weigerde hij na afloop van deze periode te vertrekken. De Siamezen lieten zich echter niet intimideren en verwierpen de Franse eis.
De situatie escaleerde compleet in april 1893 toen Franse troepen op bevel van Jean de Lanessan, de gouverneur-generaal van Indochina, Laos binnentrokken. De meeste Siamese eenheden die in het gebied gestationeerd waren, trokken zich terug maar op sommige plaatsen kwam het tot confrontaties. Een Indochinese colonne geraakte omsingeld op het eiland Don Khong in de Mekong en de Franse officier Thoreaux werd krijgsgevangen gemaakt. Meer naar het zuiden, werd een verrassingsaanval uitgevoerd op Kien Ket waarbij de Franse inspecteur Grosguin en 17 van zijn Indochinese militieleden om het leven kwamen. Deze incidenten gaven aan de Fransen een mooi alibi om er nu met de grove borstel door te gaan.
Wordt vervolgd…
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond28 december 2024Thailand is een noedelparadijs
- Achtergrond10 december 2024Wat Phra That Phanom: parel van de Mekongvallei
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
Deze oorlog heeft bepaald, dat we in Thailand aan de linker kant rijden. In die tijd werd er niets overgenomen van Frankrijk
Geweldig stukje.Kijk uit naar het vervolg.
met vr.gr.,
Theo
Ben het helemaal met je eens Theo. Steekt er met kop en schouders bovenuit
zo krijg je een hele andere kijk op Thailand.