Het Rattanakosin-tijdperk: de bakermat van het moderne Thailand
Na de val van Ayutthaya, dat in 1767 te vuur en te zwaard werd verwoest door Birmese troepen, duurde het geruime tijd vooraleer de aangeslagen Siamezen hun zaken weer een rijtje hadden. Dat de Siamese natie überhaupt uit de asse herrees is vooral de verdienste van generaal Taksin en zijn Chinese bondgenoten.
Tijdens de vijftien jaren van zijn bewind maakte hij niet alleen komaf met zijn rivalen maar ook met de Birmese dreiging. Hij wist niet alleen de territoriale integriteit van het gewezen koninkrijk Ayutthaya te herstellen maar bevrijdde met zijn troepen ook het noordelijke koninkrijk Lanna van de Birmese bezetting en maakte het een vazalstaat van Siam
Ondanks de volledige nederlaag en de daaropvolgende bezetting door de Birmese Konbaung-dynastie, herstelde Siam zich snel. Het verzet tegen de Birmese heerschappij werd geleid door een edelman van Chinese afkomst, Taksin, een militaire leider me een uitzonderlijk strategisch inzicht. Aanvankelijk gevestigd in Chanthaburi in het zuidoosten, had hij binnen een jaar het Birmese bezettingsleger verslagen en de politiek-bestuurlijke basis gelegd voor een gloednieuw koninkrijk met als hoofdstad Thonburi op de westelijke oever van de Chao Phraya, 20 km van de zee. In 1768 werd hij tot Taksin gekroond. Hij herenigde de centrale Thaise kernlanden onder zijn heerschappij, en in 1769 bezette hij ook West-Cambodja.
Vervolgens marcheerde hij naar het zuiden en herstelde de Siamese heerschappij over het Maleisische schiereiland tot aan Penang en Terengganu. Nadat hij zijn basis in Siam had veiliggesteld, viel Taksin in 1774 de Birmezen in het noorden aan en veroverde Chiang Mai in 1776, waardoor Siam en Lanna permanent werden verenigd. De leidende generaal van Taksin in deze campagne was Thong Duang, bekend onder de titel Chaophraya of Heer Chakri was zelf een afstammeling van het Mon-volk. In 1778 leidde Chakri een Siamees leger dat Vientiane en Luang Phrabang veroverde, een noordelijk Lao-koninkrijk, en uiteindelijk de Siamese overheersing over Laotiaanse koninkrijken vestigde.
Ondanks deze successen had Taksin, vanaf 1779 thuis met ernstige politieke problemen te kampen. Hij zou een religieuze manie hebben ontwikkeld, waarbij hij de sangha, het machtige overkoepelende Boeddhistische monnikenorgaan van hem vervreemdde door te beweren een sotapanna of goddelijke figuur te zijn. Hij had bovendien ook heel wat problemen met eigengereide hoffunctionarissen, verongelijkte Chinese kooplieden en fanatieke zieltjeswervende katholieke missionarissen. Problemen, die hij steeds moeilijker het hoofd kon bieden en daarom was het niet écht verwonderlijk dat er steeds meer – en zelfs openlijk – gespeculeerd werd dat hij spoedig zou worden afgezet. In 1782 stuurde Taksin zijn legers onder bevel van Chakri, naar Cambodja. Terwijl deze strijdmacht onderweg was brak er een opstand uit in het gebied rond de hoofdstad. De rebellen, die blijkbaar de steun van de bevolking hadden, boden de troon aan generaal Chakri. De generaal – waarvan mag worden aangenomen dat hij bij deze putsch tegen zijn gewezen bloedsbroeder betrokken was – keerde prompt terug en aanvaardde de Siamese troon.
Hoewel hij, bij wijze van gunstmaatregel gevraagd had om monnik te mogen worden, werd de intussen officieel krankzinnig verklaarde Taksin op 7 april 1782 geëxecuteerd volgens de traditie: vastgebonden in een fluwelen zak en doodgeknuppeld met een stok van sandelhout, zodat geen koninklijk bloed zichtbaar zou vloeien….
Chakri regeerde onder de naam Ramathibodi (hij kreeg postuum de naam Phutthayotfa Chulalok), maar is nu algemeen bekend als Rama I, de eerste koning van de huidige bekende Chakri-dynastie. Een van zijn eerste beslissingen was om de hoofdstad over de rivier te verplaatsen naar het dorp Bang Makok. De nieuwe hoofdstad bevond zich op het eiland Rattanakosin, beschermd tegen aanvallen door de rivier in het westen en door een reeks kanalen in het noorden, oosten en zuiden. Het was deze locatie, als zetel van de macht, die de naam gaf aan de nieuwe bewindsperiode in de geschiedenisboeken als het Rattanakosin-tijdperk.
Het duurde evenwel niet lang voor Rama I geconfronteerd werd met de wraaklustige koning Bodawpaya van Birma. Die was vastbesloten om zijn ambitieuze campagnes voort te zetten en zijn heerschappij over Siam opnieuw uit te breiden. Zo brak de Birmese-Siamese Oorlog (1785-1786), in Siam ook bekend als de “Negen Legers Oorlog” uit, omdat de Birmese invasiemacht uit negen legers was samengesteld. De Birmese soldaten stroomden Lanna en Noord-Siam binnen. Siamese troepen, onder bevel van Kawila, prins van Lampang, voerden hevige afweergevechten en wisten op bijna miraculeuze wijze de Birmese opmars te vertragen, terwijl ze wachtten op versterkingen uit Bangkok. Toen Phitsanulok werd veroverd, leidden onderkoning Anurak Devesh en Rama I zelf de Siamese troepen naar het noorden. De Siamezen bevrijdden Lampang en braken in een gezamenlijke inspanning het Birmese beleg van deze strategisch gelegen stad. In het zuiden wachtte Bodawpaya bij Chedi Sam Ong op de Siamezen. Die voerden een tegenaanval uit op de Birmese troepen die naar Ranong kwamen via Nakhon Si Thammarat. Tegelijkertijd viel een andere Birmese strijdmacht Thalang (Phuket) aan, waar de gouverneur net was overleden. Zijn vrouw Chan, en haar zus Mook, verzamelden de lokale bevolking en verdedigden Thalang met succes tegen de Birmezen. Tegenwoordig worden Chan en Mook vereerd als heldinnen vanwege hun verzet tegen de Birmese invasie. Hun loyauteit werd door Rama I beloond met de eretitels Thao Thep Kasattri en Thao Sri Sunthon.
De Birmezen slaagden er wel in om Songkhla in te nemen. Bij het horen van dit nieuws sloeg de gouverneur van Phattalung op de vlucht. Een monnik genaamd Phra Maha moedigde de inwoners van het gebied echter aan om de wapens op te nemen tegen de Birmezen. Een oproep die niet in dovemans oren viel en als bij wonder wisten deze slecht bewapende en nauwelijks getrainde burgers de Birmezen een gevoelige nederlaag tot te brengen. Ook Phra Maha werd later tot de adel verheven door Rama I.
Toen hij doorkreeg dat zijn strategie faalde en zijn legers één na één werden vernietigd, trok een gedesillusioneerde Bodawpaya zich terug over de grans. Het jaar daarop viel hij opnieuw aan, deze keer niet langer in gespreide slagorde, maar met één enkel leger. Met deze formidabele strijdmacht marcheerde Bodawpaya door de Drie Pagodenpas en vestigde zich in Ta Din Dang. Maar na een korte, felle veldslag waarbij de Birmezen het onderspit delfden, moest hij opnieuw met de staart tussen de benen terugtrekken.
Ondanks de vrijwel permanente en erg reële Birmese dreiging ging het Rama I voor de wind. Zo nam bijvoorbeeld de Chinese immigratie beduidend toe tijdens zijn bewind omdat hij Taksins beleid handhaafde om Chinese immigratie toe te staan. Deze beleidsmaatregel leidde tot een forse heropleving van de Siamese economie. De Chinezen waren voornamelijk te vinden in de handelssector en tegen de tijd dat Rama’s zoon en kleinzoon op de troon kwamen, merkten Europese ontdekkingsreizigers op dat de rede van Bangkok eivol lag met Chinese jonken van alle soorten en maten.
De economische voorspoed werd onder meer geïllustreerd door een aantal ambitieuze bouwprojecten, waarvan het Grote Paleis met de imponerende Wat Phra Kaew of Tempel van de Smaragdgroene Boeddha het fraaiste voorbeeld was. Maar daar hield het niet bij op. Rama I besefte dat hij voort diende te bouwen op de funderingen die door Taksin ware gelegd want na de val van Ayutthaya moest de staat, met bijhorende bestuurlijke structuren en instellingen, echt van niets weer worden opgericht. In 1804 begon hij met het opstellen van de Wet op de Drie Zegels – in feite een soort van Grondwet – bestaande uit oude verzamelde en georganiseerde wetten van Ayutthaya, Hij zette ook een essentiële hervorming van de regering en de stijl van het koningschap in gang. Hiermee legde hij de funderingen van de huidige Thaise staat zij het wel dat dit meteen korreltje zout moet worden genomen want generaties van Thaise historici en dit overigens tot op de dag vandaag, hebben zich weinig kritisch gehaast in het bewieroken en dik in de verf zetten van de verdiensten van de grondlegger van de huidige dynastie maar sloten daarbij gewillig de ogen voor de minder fraaie kantjes van de man die als een absolutistische en vooral eigengereide autocraat regeerde.
Dit gezegd zijnde, gebiedt de eerlijkheid te stellen dat hij wel degelijk een visie had op de richting die het land uit moest gaan. Zo voerde hij bijvoorbeeld enkele grote hervormingen in het Boeddhisme door zoals het herstellen van de morele discipline onder de monniken van het land, die met de val van Ayutthaya en het verdwijnen van het centrale gezag, geleidelijk was uitgehold. Toen hij aan de macht kwam voerde Rama I bijvoorbeeld een wet in die een monnik die voor verdere opleiding naar een ander vorstendom wilde reizen, verplichtte een certificaat te overleggen met zijn persoonlijke gegevens, waaruit onomstotelijk moest blijken dat een monnik bonafide was en dat hij correct was gewijd. De koning benadrukte ook herhaaldelijk toewijding aan de Boeddha, niet aan beschermgeesten en vroegere heersers of de overblijfselen van oude animistische aanbidding die vóór zijn heerschappij onder de Thais werd bedreven.
Om zijn greep op de staatsgodsdienst nog meer te verstevigen benoemde hij ook de eerste Opperste Patriarch van het Thaise boeddhisme, wiens verantwoordelijkheden onder meer waren ervoor te zorgen dat de wetten van Rama I werden gehandhaafd binnen de Sangha. Bovendien moedigde Rama I de vertaling aan van oude Pali-werken en oude Boeddhistische teksten die verloren waren gegaan in de chaos na de plundering van Ayutthaya. Hiertoe werden hele bootladingen met oude en waardevolle manuscripten verzameld uit de door het krijgsgeweld gespaarde kloosters in het noorden van Thailand en naar Bangkok gebracht om ze te gebruiken bij de restauratie van de boeddhistische geschriften, waar een commissie van geleerde monniken ze beoordeelde. Hij liet zich overigens zélf ook niet onbetuigd als auteur want Rama I staat bekend als de auteur van een Siamese versie van het oude Indiase Ramayana-epos dat hij hertaalde als de Ramakien.
Rama I hernieuwde eveneens de – afgebroken – betrekkingen met het Vaticaan en de jezuïeten. Missionarissen die tijdens het bewind van Taksin waren verdreven, werden terug naar Siam uitgenodigd waardoor hij in feite, aanknopend met de traditie van Ayutthaya, het land terug openstelde voor het Westen…
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond10 december 2024Wat Phra That Phanom: parel van de Mekongvallei
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
Weer een mooi verhaal, maar misschien een tikkeltje te officieel en te koninklijk. Zo zijn de paleizen, tempels en andere gebouwen op het Rattanakosin eiland voor een belangrijk deel gebouwd met bakstenen en materialen van het oude Ayutthaya, verwoest door de Birmezen (die hun verontschuldigen daarvoor aanboden in ik meen 1974) en verder afgebroken door Rama I.
Rattanakosin, is het Thais รัตนโกสินทร์ en betekent ‘Juweel van Indra’ waarmee de Smaragden Boeddha in Wat Phra Kaew wordt bedoelt.
Wie wat meer wil lezen over koning Taksin:
https://www.thailandblog.nl/geschiedenis/koning-taksin-een-fascinerende-figuur/