Hendrick Indijck: De eerste Hollander in Angkor Wat
De Vereenigde Oostindische Compagnie, oftewel de VOC…. Ik kan er, als door de geschiedenismicrobe gebeten schrijver, nooit genoeg van krijgen.
Ooit was het de grootste multinational ter wereld. Een puur op winstbejag georiënteerde onderneming die geen middel schuwde om haar doelen te verwezenlijken maar die tegelijkertijd, zoals de historicus Jan Kuipers opmerkte, cultuur produceerde, ontdekkingsreizen en nautische uitvindingen stimuleerde en het leven in haar handelsgebieden en de Republiek der Verenigde Nederlanden diepgaand beïnvloedde.
Een merkwaardige mix van op mercantilisme beluste kooplui, sluwe regenten, dolle avonturiers, ondernemende zeevaarders en meedogenloze soldeniers speelde bijna tweehonderd jaar een sleutelrol in een enorm gebied dat tussen Kaap de Goede Hoop en Japan te situeren was. In die periode, van 1602 tot 1795, zond de Compagnie welgeteld 4.721 keer een schip naar Azië. Een tot op de dag van vandaag tot de verbeelding sprekende logistieke operatie waarbij 972.000 mensen betrokken waren. Van dit enorme aantal keerde slechts een derde ooit terug naar hun geboortegrond….
Eén van de mannen die hun leven voor de VOC in de waagschaal gooiden was Hendrick Indijck. Het is niet duidelijk wanneer hij precies werd geboren maar wél waar: volgens de meeste historici gebeurde dit omstreeks 1615 in Alkmaar. Indijck was een geletterd én avontuurlijk aangelegd man. Voor hij bij de VOC in dienst was getreden had deze magister in het notariaat immers eerst een paar jaar als griffier voor de West Indische Compagnie in Recife in het Braziliaanse Penambuco gewerkt, kort nadat deze regio door de Republiek op de Portugezen was veroverd. De inheemse opstand die in 1645 onder leiding van Joao Fernandes Veira uitbrak, bracht het Nederlandse gezag echter aan het wankelen en na de nederlaag van de Hollandse troepen in de Slag bij Tabocas (3 augustus 1645) pakte Indijck, net zoals veel andere landgenoten, zijn biezen en keerde hij terug naar de Republiek.
Hij had de lust voor exotische avonturen klaarblijkelijk nog niet verloren en op 12 juli 1650 kwam hij aan boord van de Enkhuizen in Batavia aan als kersverse kandidaat onderkoopman van de VOC. Vrijwel meteen mocht hij doorreizen naar Ayutthaya want door mismanagement was de VOC-factorij in de Siamese hoofdstad in erg moeilijke papieren geraakt. Samen met de om zijn doortastendheid bekendstaande toekomstige gouverneur-generaal Rijcklof van Goens kwam hij op 9 november van datzelfde jaar in Ayutthaya aan om er orde op zaken te stellen. Indyck maakte samen met van Goens een einde aan de corrupte en het gesjoemel, stelde paal en perk aan de smokkel door de Chinezen en herstelde het handelsmonopolie met de Japanners. Hij bleef vijf jaar aan de oevers van de Chao Phraya. Niet geheel tegen zijn zin zo bleek want toen zijn mandaat afliep gaf hij aan gerust nog langer te willen blijven, mits hij bevorderd werd tot koopman.
Toen men in Batavia niet meteen bleek te willen ingaan op dit verzoek, trok hij zijn stoute schoenen aan en zeilde hij zelf naar Batavia om er zijn zaak te verdedigen. Al snel werd duidelijk dat hij nog een tijdje op z’n promotie zou mogen wachten. In plaas daarvan werd hij op 23 mei 1656 belast met een belangrijke missie naar Cambodja. Hij moest er, nadat er eerder VOC-personeel was afgeslacht, vrede sluiten met de Cambodjanen en de in verval geraakte handelspost opnieuw openen. Ondanks de koorts waarvan hij, met het gros van zijn mannen het slachtoffer werden, wist Indyck in een relatief erg kort tijdsbestek opnieuw de VOC-zaakjes te regelen. Hij nam tegelijk de gelegenheid te baat om de regio grondig te verkennen. Zo belande hij na tien dagreizen, waarvan een deel in een prauw over het immense Tonle Sapmeer, als één van de eerste Westerse bezoekers in de ruïnes van Angkor Wat.
Vanaf 1617 hadden de bewindvoerders van de VOC beslist dat er journaals moesten worden bijgehouden van alle gemaakte reizen. Na thuiskeer moesten deze worden ingeleverd bij de VOC, die een exclusief publicatierecht had op deze -vaak cruciale- strategische informatie. Zijn verslag over Angkor was het eerste ooit in het Nederlands geschreven… Wanneer Hendrick Indijck op het einde van datzelfde jaar naar Batavia terugkeert krijgt hij zijn felbegeerde aanstelling tot volwaardig koopman, zij het niet in Indië maar terug in Cambodja. Hij nam in de Cambodjaanse hoofdstad Lovek de dor de Engelsen verlaten Logie over en probeerde de grotendeels stilgevallen handel vanuit Lovek naar het Japanse Shogunaat opnieuw te reactiveren. Een belangrijke stap in de goede richting was het afsluiten van een akkoord waarbij de VOC ‘den exclusiven handel der hertevellen en andere waren voor Japan dienstlich’ verwierf. Naar alle waarschijnlijkheid was Maria Quikelenburg, zijn wettelijke echtgenote, in Batavia gebleven want het staat vast dat hij in Cambodja met een Khmervrouw samenleefde die hem twee kinderen, Gerrit en Adriaentje schonk. Hij nam deze kinderen mee toe hij in oktober 1660 opperkoopman werd in de belangrijke VOC-post in het Japanse Deshima. Een lucratief mandaat dat hij, afgewisseld met dienstreizen naar Ayutthaya en Batavia, bijna drie jaar lang vervulde.
Op 2 april 1664 was hij in Batavia aanwezig op het doopsel van zijn dochter Anna uit zijn huwelijk met Maria Quikelenburg. Op 28 april werd deze Alkmaarse globetrotter voor een derde keer belast met een missie naar Japan, maar daar stak Pietje de Dood een stokje voor. Hendrik Indijck, in sijn leven opper-koopman ten dienste van de Geoctroyeerde Oost-Indische Compagnie overleed op 4 mei 664 in Batavia, wellicht aan malaria. Hij werd een dag later op het Hollandsch Kerkhof begraven.
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
- Eten en drinken17 oktober 2024Culinaire herinneringen van een bourgondisch tafelaar – Chinatown & Yaowarat road (Bangkok)
Lung Jan zoals voorheen altijd goed geschreven van de VOC periode. Een fan woonende in Australia. Ja weet zeker meer verhalen komen van je in de toekomst. Hopelijk dit virus verliest zijn kracht zo overwinteren kan weer gedaan worden in Thailand. Houden zo Jan en bedankt. Mijn complements.
Heerlijk Lung Jan,
om dit relaas in één zucht uit te lezen en erbij te fantaseren of je er in de Gouden Eeuw zelf bij bent geweest.
“Een merkwaardige mix van op mercantilisme beluste kooplui, sluwe regenten, dolle avonturiers, ondernemende zeevaarders en meedogenloze soldeniers …”
Oftewel mensen met de ‘VOC-mentaliteit’.
“Van dit enorme aantal [972.000] keerde slechts een derde ooit terug naar hun geboortegrond….”
Dat wil niet zeggen dat tweederde tijdens hun VOC-dienstbetrekking is overleden. Ik neem aan dat onbekend is hoeveel mensen na hun VOC-tijd besloten om zich in het buitenland te vestigen?
In oktober 1660 nam hij zijn kinderen mee naar Deshima. Geen woord over zijn ‘mia noi’, de moeder van zijn kinderen?
Ik denk daarom zomaar dat de VOC hem een gunst verleende zijn kinderen mee te nemen. Als de moeder nog leefde was het meenemen van zo’n inlandse bijvrouw waarschijnlijk teveel gevraagd.
Zijn die twee kinderen ook naar Batavia meegenomen of te Deshima overleden?
Beste Theo,
Zijn ‘mia noi’ is in de mist der tijden verdwenen. Jammer maar helaas… De kinderen is een heel ander verhaal. Kinderen uit een gemengde relatie kwamen meestal na afloop van het VOC-contract van de vader in het VOC-tehuis in Batavia of in Ayutthaya terecht. Zeker wanneer de Hollandse wettelijke echtgenote nog in leven was… Indijck wist ze niet alleen mee te nemen naar Deshima maar nam zijn zoontje Gerrit zelfs me bij zijn bezoeken aan de Shogun. Wat op zich érg ongebruikelijk was. Al even ongebruikelijk is dat Gerrit en zijn zus Adriaentje een paar jaar na het overlijden van Indijck plots in Amsterdam opduiken en er betrokken raken in een proces voor de Raad van Holland met betrekking tot de erfenis van hun natuurlijke vader. Zijn wettige dochter Anna verbleef, voor zover ik heb kunnen nagaan op dat ogenblik nog in Batavia…
Dank voor deze aanvulling Lung Jan.
Het valt me mee dat de buitenechtelijke kinderen niet geheel aan hun lot werden overgelaten, maar ik stel me niet al teveel voor bij een kindertehuis in die dagen.
Inderdaad heel bijzonder dat zo’n peuter/kleuter – want jonger dan 7 jaar – mee mocht op belangrijke bezoeken.
Ook dat ze een paar jaar later – jonger dan 14? – in Amsterdam terechtkomen. Zo’n reis was niet goedkoop.
PS: ik lees jouw bijdragen met bovengemiddelde interesse.
Prachtig die verhalen uit de VOC archieven, maar waar ik echt van zou smullen: verhalen van de siamees e.d. Wie was die ‘inlandse’ Khmer dame, wat dacht zij, wat deed zij? Helaas is na het overgrote deel van de materialen over die tijd neergepend door de witneuzen.
Hoi Rob, exact dezelfde opmerking ook al eens gelezen. Die kwam van Tino. Toevallig?
Ik vermoed indoctrinatie 😉 … of een teken dat er meer mensen zo denken. Ik vermoed dat Jan zelf ook wel dat perspectief zou willen zien maar wat er niet (meer) is is er niet he? Maar ik ben ook al blij met wat Lung Jan ons hier laat zien hoor. 🙂
Het is zeker een geschreven stukje dat tot de verbeelding spreekt. Andere tijden herleven. Ik ben al weer een tijdje bezig met mijn stamboom vast te leggen en ben tot heden al zes VOC vaarders tegen gekomen. Allen met hun eigen verhaal, maar vijf zijn er volgens het boekwerk van het VOC overleden. (De reden wordt echter niet vermeld). Vaak al binnen een jaar en vrouw en kinderen achterlatend zonder geld en juwelen. Van soldaat tot kok er zat van alles aan boord en vaak geronseld. De ijzeren hand werd er toegepast en de straffen aan boord als er overtredingen gepleegd werden, waren niet mild. Zelfs lijf- en doodstraffen. Met de laatste VOC vaarder, een schipper ben ik nog bezig en mogelijk heeft hij het wel overleefd.
Pas maar op. Nu heeft de Nederlandse staat verontschuldigen aangeboden. Dat ze jou als nazaat niet geldelijk aansprakelijk stellen van liefst zes VOC vaarders.
van 1602 tot 1795, zond de Compagnie welgeteld 4.721 keer een schip naar Azië
Ik kan slecht rekenen hoor, maar.. over 200 jaar, nog geen 5000 schepen = 25 per jaar.
Die waren dan ook maanden onderweg, dus wat klopt er dan niet ?
Ook zullen de eerste jaren verkenningsjaren zijn geweest, dat men blij was dat een schip na een jaar terug kwam.
Ik vraag me altijd af hoe men destijds communiceerde en contracten konden maken die beide partijen begrepen.
Na het lezen van dit interessante verhaal was mijn eerste gedachte: ik ben heel benieuwd wat Hendrick Indijck dan precies over Angkor heeft geschreven. Eigenlijk had ik daar wel wat citaten over verwacht, gelet op de titel van het stuk.
De tekst suggereert dat de verslagen er zijn: is dat wellicht reden voor de schrijver om een deel twee in de saga van Hendrick te maken? Of zijn de verslagen misschien ergens openbaar te lezen of als download beschikbaar?