In 1978 publiceerde de Amerikaanse journaliste en historica Barbara Tuchman (1912-1989), ‘ A Distant Mirror – The Calamitous 14th Century’, in de Nederlandse vertaling ‘De Waanzinnige Veertiende Eeuw’, een ophefmakend boek over het leven van alledag in middeleeuws West Europa in het algemeen en in Frankrijk in het bijzonder met oorlogen, pestepidemieën, en een kerkelijk schisma als belangrijkste ingrediënten.
Centraal stonden in dit boek de ijdelheid van de adel, koningen en kerkvorsten die volhardden in een stompzinnige manier van oorlog voeren en het uitbuiten van de boeren en burgers, die alle oorlogen, feesten en mislukkingen willens nillens moesten betalen…
‘De Waanzinnige Veertiende Eeuw’ zou vandaag wellicht door de Woke-adepten worden neergezet als een typisch eurocentrisch en dus verwerpelijk blank boek en voor één keer moet ik hen in deze redenering volgen, want ik kan moeilijk beweren dat het veertiende-eeuwse Frankrijk vol liep met gekleurde medemensen, laat staan dat deze al gekolonialiseerd werden door het perfide Parijs.
Alle gekheid op een stokje. Er valt wel wat te zeggen voor deze benadering want binnen een mondiaal historisch referentiekader was die bewuste veertiende eeuw niet alleen in het Westen als ‘Waanzinnig’ te classificeren. Zeker in Azië in het algemeen en in Zuidoost-Azië in het bijzonder ging dit tijdsgewricht niet onopgemerkt voorbij. Het is in het Westen nauwelijks bekend maar de gebeurtenissen die zich in de veertiende eeuw in de regio hebben afgespeeld hebben de regio ingrijpend veranderd.
Het begon allemaal met de Mongolen. Dit gevreesde ruitervolk lanceerde tussen 1221 en 1327 een reeks van invasies richting het Indiase subcontinent en daarbij kwam het gebied dat wij vandaag als Thailand kennen méér dan eens in gevaar. Zo werd zowel in 1238 als in 1287 het koninkrijk Pagan, – dat vandaag ruwweg overeenkomt met Birma/Myanmar – met succes aangevallen door de troepen van de Mongoolse Yuan-dynastie.
Kublai Khan verdreef de Birmese koning naar het zuiden en lijfde het noorden van het huidige Birma formeel in bij zijn rijk als de provincie Zhengmian. De grens van deze provincie reikte tot in het huidige territorium van de Shan-staat en tot aan het noordelijke Thaise en Mon-vorstendommetjes als Haripunjaya (het huidige Lamphun), Pahyao, Chiang Saen en Chiang Rai. Wanneer in het volgende jaar Kublai Khan in het oosten, met een enorme strijdmacht, die volgens sommige bronnen bijna een half miljoen krijgers telde, optrok tegen Champa en het huidige Vietnam, leken de noordelijke Thaise vorstendommetjes omsingeld en bijgevolg een vogel voor de kat. De briljante Dai-Viet legeraanvoerder Tran Hung Dao wist de Mongoolse oorlogsvloot echter op 9 april 1288 een verpletterende nederlaag te bezorgen bij de maritieme confrontatie in de baai van de Bach Dang-rivier waardoor het gevaar- even – was geweken.
Het was dan ook absoluut geen toeval dat uitgerekend in het jaar 1287 Mengrai, de vorst van Chiang Rai een machtig verbond sloot met Ramkhamhaeng van Sukhothai en Ngam Muang, de vorst van Pahyao. Samen wisten ze, wellicht geholpen door de dichte jungle, steile bergen én de malariamuggen, de Mongoolse horde op afstand te houden. Bovendien benutte de uitgekookte Mengrai de ineenstorting van het Birmese rijk om aan territoriale expansie te doen.
De Mongoolse invasies waren échter maar een factor waarom de veertiende eeuw ook in deze regio met het predicaat van ‘waanzinnige eeuw “mag worden omschreven. De derde Mongoolse invasie die in 1300-1301 werd geleid door Timoer Khan, werd succesval afgeslagen door de Birmese Myisaing-dynastie met als resultaat dat de Mongoolse horden zich vanaf april 1301 begonnen terug te trekken richting China. Ze lieten daarbij de noordelijke Thaise staten zo goed al ongemoeid. Een feit dat vooral door Mengrai werd aangegrepen om niet alleen Haripunjaya op de knieën te dwingen en Chiang Mai te stichten maar ook om zijn territorium in alle windrichtingen verder uit te breiden.
De eerste decennia van de veertiende gelden dan ook voor heel veel historici als de kraamkamer voor een aantal belangrijke vorstendommen in deze contreien. Mengrai’s optreden leidde in ieder geval tot de creatie van Lan Na ‘het koninkrijk van een Miljoen Rijstvelden’ terwijl ten oosten van Lan Na, aan de bovenloop van de Mekong het Laotiaanse vorstendom Lan Xan ‘het koninkrijk van een Miljoen Olifanten’ ontstond. Hetzelfde verhaal gaat ook op voor Sukhothai waar de val van Pagan, de tijdelijke bestuurlijke chaos in China als gevolg van de strubbelingen binnen de Mongoolse hiërarchie en de conflicten tussen Dai Viet en Champa leidden tot de uitbouw van het nog erg prille vorstendom Sukhothai dat brak met Khmerrijk.
Dit laatste was mogelijk door de verzwakking van het ooit zo machtige Khmerrijk. Dynastieke twisten rond de erfopvolging hadden het ooit zo sterke centrale gezag erg verzwakt waardoor de controle op de grensgebieden van het rijk erg was verzwakt. De dreiging van het opnieuw sterker wordende Zuid-Vietnamese vorstendom Champa maar ook lange periodes van grote droogte en de té hoge bevolkingsconcentratie hadden ervoor gezorgd dat het eens zo machtige rijk haar limieten had bereikt. Alsof dat niet volstond zorgden massale uitbraken van malaria – als gevolg van het steeds slechter onderhouden dichte netwerk van waterwegen en opslagbassins – in combinatie met de dodelijke builenpest ervoor dat veel van de overlevende Khmer hun heil elders zochten en het rijk in snel tempo ontvolkte. Dit leidde onder meer tot een behoorlijk abrupte stop in de ambitieuze bouwplannen van de Khmer-heersers.
Het verschuiven van de handelsactiviteiten naar de handel op zee deed dezelfde heersers tenslotte naar Phnom Penh verhuizen waarbij de op het binnenland gerichte rijstteelt verwaarloosd werd ten voordele van de maritieme handel. Ook deze keuze bleek niet écht de beste te zijn en zou onherroepelijk bijdragen aan het verzwakken van het Khmer-gezag. Het was allengs voor iedereen in de regio duidelijk geworden dat de Heren van Angkor op hun tandvlees zaten.
De Siamezen van Sukhothai, die grotendeels gespaard bleven van deze rampspoed, beseften dat dit een uitgelezen kans was om in de vlakte van Chao Phraya een eigen, onafhankelijk vorstendom uit te bouwen. Een koninkrijk dat aan niemand nog schatplichtig was en dat volgens de sterk gereviseerde officiële Siamese historiografie van het begin van de twintigste eeuw de bakermat zou vormen van het moderne Siam. Of hoe de ‘Waanzinnige Veertiende Eeuw’ uiteindelijk toch nog wat goeds had opgeleverd voor de Thai…
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond10 december 2024Wat Phra That Phanom: parel van de Mekongvallei
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
Prachtig, ik hou erg van geschiedenis dus lees dit soort bijdragen graag. Bedankt!
Wie het verleden kent, kent het heden. De mensheid is nog geen spat veranderd. Het grote eigen ik moet getoond en geëerd worden op allerlei niveau en het uitmoorden van anderen is nog steeds even levendig aanwezig. De waanzin ten top en het laatste hebben we nog niet meegemaakt.
Lung Jan
Nog nooit heb ik een zo heldere en duidelijke analyse gelezen over de politieke context waarin koninkrijken gaan en ontstaan in Zuidoost-Azië.
Jij schetst duidelijk hoe de dingen met elkaar samengaan en hoe alles procesmatig uit het vorige voortvloeide.
Ik vroeg me bv. al jaren af vanwaar Mengrai plots vandaan kwam, of hoe Sukhothai kon ontstaan.
Jij legt de verbanden.
Een van je beste artikelen tot nu toe gelezen!
Een bedenking… Ook Zuidoost-Azië heeft last gehad van de Mongolen.
Als wij nu Mongolië zien (10 miljoen inwoners), is het ons nauwelijks voorstelbaar dat daar achthonderd jaar geleden de kern van het grootste rijk ter wereld aller tijden (na het Britse Gemenebest) is opgebouwd. De Mongolen heersten van Europa tot haast in Japan. In dat koninkrijk woonden honderd miljoen mensen… Onvoorstelbaar!