De Ramayana en de Ramakien – deel 4
De Ramayana is één van India’s grootste en meest epische verhalen, haar wortels gaan wel zo’n 2500 jaar terug. Vanuit India verspreidden diverse varianten van het epos door heel Azië, zo ook Thailand, waar het bekend werd als de Ramakien (รามเกียรติ์). Verwijzingen naar het epos kun je op allerlei plekken waarnemen, maar dan moet je natuurlijk het verhaal wel kennen. Laat ons daarom in deze serie in dit mythische epos duiken. Vandaag deel 4.
De list van Hanuman
Hanuman was vol trots dat zijn missie geslaagd was, maar het leek hem verstandig om van de gelegenheid gebruik te maken en de stad verder te verkennen, dan kon hij te weten komen hoeveel raksasa er huisden en deze informatie doorspelen. “Als ik deze tuin flink toetakel dan stuurt Ravana vast al zijn troepen op mij af”. En dus trok hij hele bomen uit de grond en sloeg complete paviljoens aan stukken, allerlei voorwerpen vlogen door de lucht. De tuin waar Sita zich bevond liet hij ongerept maar van de rest bleef niets over. Ravana stuurde al zijn bewakers op de grote aap af en zij zwermden in grote getalen om Hanuman heen. “Ik ben Hanuman, de stormgod, vernietiger van mijn vijanden” en met een grote staaf sloeg hij vele raksasa dood. Ravana stuurde zijn zoon Indrajita op de aap af en het was een groot gevecht. Hanuman sprong hier en daar, over en weer terwijl er vele pijlen op hem af werden geschoten. Toen greep Indrajita naar een goddelijk wapen, geschonken aan hem door Brahma. Een magische lasso wikkelde zich om Hanuman heen, deze kon zichzelf niet langer verdedigen en viel languit op de grond. Hanuman werd geboeid en afgevoerd.
De bewakers presenteerde Hanuman aan koning Ravana en daar vertelde de aap dat Rama zijn vrouw terug wou en Ravana haar maar beter vrij kon laten. Met rode gloeiende ogen sprak Ravana: “Wie waagt het om mijn stad te betreden, waar kom je vandaan? Wie ben je?!”. “Ik kom namens Sugriva, koning der apen, oh koning. Ik ben Hanuman, zoon van Vayu de windgod. Weet dat het ongepast is om de vrouw van een ander te claimen, deze daad zal uw noodlot zijn. De strop ligt reeds om uw nek. Niemand kan de wraak van Rama en Lakshmana weerstaan. U gelooft dat geen god of demon u kan verslaan, maar Rama is een mens. Bedenk dat goed, oh koning en laat Sita toch gaan”. Ravana zijn woede nam verder toe na het horen van deze brutale woorden: “Er af met zijn kop! Onthoofd deze brutale aap nu meteen!”.
Maar een jongere, wijze broer van Ravana wees erop dat boodschappers nooit gedood mogen worden. “Hou uzelf in bedwang oh veroveraar der werelden. Onthoud dat een boodschapper nimmer gedood mag worden. Hij spreekt namens wie hem gezonden heeft en het is zij die gedood moeten worden. Laat hem terugkeren en zodra deze prinsen voet zetten op Lanka zullen ze de dood tegemoet zien”. “U hebt gelijk, mijn broer” sprak Ravana, “Ik zal deze aap niet doden maar hem desondanks toch straffen. Een aap geeft zeer op zijn staart, nietwaar? Daarom beveel ik dat zijn staart in brand wordt gestoken en hij zo door de stad wordt geleid, dan zal hij diep vernederd en misvormd terugkeren!”.
En zo gebeurde, Hanuman zijn staart werd in olie doordrongen doeken gewikkeld en in de brand gestoken. Met brandende staart en al leidde de raksasa de aap door de stad, waar alle raksasa de spot met Hanuman dreven. Maar Hanuman maakte van dit moment gebruik om de stad goed te observeren. Zo ging de optocht door diverse straten van de stad. Hanuman vond het wel verwonderlijk dat hij nog geen enkele pijn voelde: “De god van het vuur moet mij zijn zegen hebben gegeven, dat kan niet anders. Maar ik kan mij niet langer vernederend rond laten leiden door deze raksasa. Het is tijd voor wraak”. Hanuman maakt zich een slag kleiner zodat zijn boeien afvielen en sprong toen kriskras over de daken van huizen, de huizen van complete wijken vlogen zo in de brand. Dit gaf Hanuman meteen een goed overzicht van de gehele stad. Zeer voldaan haastte Hanuman zich naar de kust om zijn staart te blussen, onderwijl de raksasa in chaos en paniek achterlatende. Nadat zijn staart geblust was rende Hanuman naar een hoge bergtop en sprong vanaf daar teug naar zijn eigen troepen op de noordelijke kust. Zijn troepen waren dolblij hem weer te zien en hij sprak tot hen: “ik heb Sita gezien” en zijn apen waren trots op hem. Terstond vertrok het leger terug naar de hoofdstad om Rama het goede nieuws te brengen. Na een voorspoedige verlopen reis arriveerden ze terug in de hoofdstad, Hanuman bracht zijn handen samen en sprak tot Rama: “Ik heb uw Sita gezien, en met haar gesproken, ze gaf mij dit sieraad”. Rama was natuurlijk uiterst gelukkig toen hij vernam dat zijn Sita nog in leven was. Hij nam het sieraad dan Hanuman van Sita gekregen had aan en wou alle details vernemen: “Oh Hanuman, vertel mij alles wat mijn geliefde vrouw je verteld heeft. Hoe houdt ze het daar uit? Vertel me alles!”
Optocht naar Lanka
Iedereen luisterde aandachtig naar Hanuman en Rama sprak: “Niemand anders dan Hanuman had deze gevaarlijke daad met zo’n succes kunnen volbrengen. Wat een moed en kracht! Helaas ben ik op dit moment en kluizenaar en kan ik je met niets anders belonen dan dit…” en daarop omhelsde hij Hanuman innig. Toen wende hij zich tot koning Sugriva en zei: “De sterren staan gunstig oh koning, laat ons terstond vertrekken”. Rama en de apen begonnen meteen met het maken van een plan om Sita te redden. De enorme apenlegers die uit alle windrichtingen waren gekomen maakte zich gereed en keken opgetogen uit naar de glorie die hen zeker ten deel zou vallen. Onder leiding van Rama en koning Sugriva trok het enorme leger er op uit. Het was een ware zee van apen, waarbij Rama en Lakshmana gezeten waren op de schouders van de grote Hanuman. Aangekomen aan de kust vroeg Rama aan de apen: “Alleen Hanuman en een enkele andere aap andere kunnen de overtocht maken, hoe krijgen we het hele leger te Lanka?”. Voorlopig maakte men kamp en probeerde verdere plannen te maken.
De raksasa vergaderen
Op Lanka hield koning Ravana een vergadering. Hij zat op zijn troon, omringd door ministers, broers, zonen en krijgers om te bespreken wat ze moesten doen. “Onze grootste vestingstad is in de brand gezet en totaal op zijn kop gezet door een enkele aap, en nu verneem ik via mijn spionnen dat Rama kamp heeft gemaakt aan de noordelijke kust van de oceaan samen met een leger apen, wat moet ik nu doen? Zeg het mij!”. Diverse raksasa spraken over hoe graag ze Rama en de apen zouden willen doden op allerlei pijnlijke en duivelse manieren. Een andere raksasa stelde een list voor: “Laat onze troepen een menselijke gedaan aannemen en zich verkleden als soldaten uit Ayodhya, dan zal Rama denken dat zijn broer hem te hulp is gekomen en kunnen wij hem makkelijk bij verrassing overmeesteren!”. Toen deed Vibhishana zijn mond open en sprak: “Oh koning en broer van mij, ik moet u er toch op wijzen dat Rama volledig in zijn recht staat. U hebt immers zijn vrouw ontvoert. De goden staan aan zijn kant. De aap die naar hier wist te springen is daar het teken van. Rama had nooit zo snel, zo gemakkelijk een leger op kunnen trekken als hij niet de steun van de goden had. Daarom verzoek ik u, laat Sita gaan. Verspil geen nodeloos bloed dat vele van ons het leven zal kosten. Bied Rama uw excuses aan. U zit fout, ik spreek hier de waarheid voor uw eigen goed!”. “Ik zal haar nooit opgeven!” brulde Ravana boos terug. Een andere raksasa beet Vibhishana toe: “Wat vreest u? Geen enkele demon zou zeggen wat u zojuist deed. Wat zijn nu twee stervelingen?”. “Het is alleen omdat wij nog niet oog in oog met Rama zijn boog zijn komen te staan dat wij allemaal nog leven. Ravana, noch een van ons, kan hem verslaan. Maar met jullie gepoch dragen jullie de koning enkel naar zijn verdoemenis, terwijl jullie hem juist aan zijn haren terug van dit verkeerde pad zouden moeten trekken. Ik zeg opnieuw, geef Sita terug”. Ravana kon niet langer helder denken en beet zijn broer toe: “Ik vertrouw u niet, Vibhishana. U hoopt waarschijnlijk dat ik mijn ondergang tegemoet ga zodat je kunt hebben wat ik begeer. Het is dat u mijn broer bent, anders had ik u laten doden voor uw verraderlijke woorden. Verdwijn uit mijn ogen, keer niet meer terug!”. Vibhishana was diep gekrenkt door deze pijnlijke beschuldigingen, “Het was mij alleen om uw welzijn te doen, maar als u het zo wilt zal ik gaan. Weet dat u het noodlot tegemoet gaat mijn broer!”. Daarop vloog Vibhishana weg van Lanka, op weg naar de kust waar het apenleger zich had verzameld.
Het bondgenootschap
De apen zagen de raksasa op hen afvliegen en grepen meteen naar de wapens. Vibhishana probeerde hen duidelijk te maken dat hij niet kwam om te vechten en de apen gaven hem een kans op de spreken: “Ik ben de jongere broer van Ravana, mijn naam is Vibhishana. Ik heb geprobeerd hem te overtuigen dat hij Sita terug moest brengen maar hij luisterde niet en heeft mij vervloekt en verbannen. Daarom zoek ik nu mijn toevlucht tot Rama, ik wil hem spreken”. De apen waren wantrouwig, want ze hadden immers met een raksasa te doen. “Dit moet wel een spion zijn die onze zwakke punten komt zoeken” zei een aap en een ander sprak: “Laat ons op onze hoedde wezen, als hij werkelijk zijn broer verlaten heeft, wie zal hij dan nog meer verraden?”. Een derde aap zei: “Laat ons met hem spreken, alleen nadat we uitgebreid met iemand hebben gesproken en hem hebben leren kennen en aanschouwen kunnen we vaststellen wat zijn karakter is”. Rama stond Vibhishana toe te spreken: “Ik zal niemand weigeren die zegt als vriend te willen spreken, zelfs als het mijn vijand is die zich met samengevouwen handen aan mij toont. Breng deze vreemdeling hier.” Vibhishana kwam, knielde en raakte Rama zijn voeten aan: “Ik kom uw bescherming zoeken, oh beschermer van de wereld, ik heb Lanka en alles wat ik bezit achtergelaten en leg mijn leven en mijn geluk in uw handen”. Rama keek hem onderzoekend aan en zei: “Vertel me naar waarheid, oh Vibhishana, wat zijn de sterke en zwakke punten van Ravana?” en Vibhishana vertelde hem alles over koning Ravana en de samenstelling van de raksasa legers en de verdedigingswerken. Deze informatie sloot aan bij wat Hanuman reeds had verteld over Lanka. Zo wist Rama dat hij deze raksasa wel degelijk kon vertrouwen en hij beloofde Vibhishana de heerschappij over Lanka toe zodra Ravana verslagen zou zijn. “Hoe sterk Ravana en zijn generaals ook mogen zijn, ik zal hem en zijn troepen verslaan. Daarna zal ik u tot koning van Lanka maken, oh Vibhishana, dat beloof ik u”. “En ik op mijn beurt, zal u op alle manieren bijstaan, oh Rama” sprak Vibhishana en toen omhelsde de twee elkaar onder luid gejuich van de apen.
Nu was de vraag nog steeds hoe het gehele apenleger naar Lanka te krijgen. Vibhishana stelde voor de zeegod om hulp te vragen en dat deed Rama dan ook. Drie dagen lang zat hij als een kluizenaar op het strand, in gedachte de zeegod om hulp smekende, maar er gebeurde niets. Rama verloor zijn geduld, trok boos zijn boog, legde daar een speciale Brahmapijl op en dreigde de zee geweld aan te doen. Toen pakte donkere wolken zich samen en schoten bliksemflitsen door de lucht, onder begeleiding van naga’s verschijn daar uit het water de zeegod. Waardig kwam hij op Rama af en sprak: “Rama, alle elementen hebben zo hun eigenschappen, de zee is onmetelijk diep en ook al zou ik het willen, ik kan haar nooit volledig tot bedaren brengen. Maar ik kan u toch helpen, als u een dam bouwt dan zie ik erop toe dat deze in stand blijft en u zo Lanka kunt bereiken”. En zo begon het apenleger aan de bouw van een enorme dam, ze gooide zoveel mogelijk bomen en rotsblokken in zee en de lengte groeide gestaag. Na vijf dagen bereikten ze Lanka en zo kon het hele apenleger de oversteek maken. Terwijl ze Lanka naderden zagen de gouden muren van de hoofdstad en de grote poorten op zich afkomen: “Wat een indrukwekkende stad” zei Rama tot zijn broer. “Het is werkelijk gebouwd door de goden”.
Het beleg van Lanka
Op Lanka regende het dikke druppels bloed uit de hemel, een onheilspellend voorteken. Koning Ravana stuurde er enkele raksasa op uit om in de gedaante van apen ongezien de vijand te observeren. Hoeveel soldaten, hoe sterk en wat voor wapens droeg het apenleger? Niemand van Rama’s troepen had de spionnen in de smiezen, behalve dan Vibhishana, als raksasa zijnde kon hij door de vermommingen heen kijken. Hij greep de spionnen en bracht hen bij Rama. Ze wierpen zich op de grond met samengevouwen handen en zeiden: “Oh machtige prins, wij zijn gezonden door koning Ravana om de macht van uw leger te bepalen”. “Als jullie genoeg gezien hebben om rapport uit te brengen, keer dan terug naar jullie meester. Als jullie nog meer informatie nodig hebben dan zal Vibhishana jullie rondleiden. Vrees niet, als boodschappers van jullie koning zal ik jullie niets aandoen. Breng hem dit bericht namens mij: ‘Kom naar buiten en vecht tegen mij, gij meest verwerpelijke der demonen! Toon me al uw kracht en moed. Ik zal mijn wraak op u loslaten en u zult zeker vallen, oh Ravana”. De spionnen betogen respect aan Rama en keerde terug naar het paleis. Daar vertelde ze Ravana het bericht van Rama en zeiden dat diens legermacht veel te groot was en onmogelijk om van te winnen. Hun advies was dan ook om Sita aan Rama terug te geven en een nodeloze strijd te vermijden. Ravana was woest dat zijn adviseurs dit ook maar durfden voor te stellen en stuurde een nieuwe groep spionnen er op uit. Maar ook deze verdere rapporten bevestigde het beeld: Ravana zou dit gevecht nooit kunnen winnen. Ravana zag een mogelijke uitweg: hij kon proberen Sita alsnog tot zijn vrouw te maken door haar te misleiden. Een raksasa toverde het hoofd en de boog van Rama tevoorschijn en deze nam Ravana mee naar Sita. Hij toonde haar het bloederige hoofd en het wapen van Rama en zei: “Vannacht hebben mijn troepen Rama weten de verrassen en in die strijd is hij gedood”. Dit voelde als een dolkstoot voor Sita: “Als u mijn Rama gedood heeft, smeek ik u, dood mij dan ook maar”. Boos maakte Ravana rechtsomkeert en toen verdwenen ook het hoofd en de boog van Rama in het niets. Sita was in verwarring, wat voor een gemene list was dit nu?
Rama zijn legers belegerden alle vier de stadspoorten: noord, oost, zuid en west. Toen Ravana de omsingeling van zijn hoofdstad zag beval hij zijn troepen om onmiddellijk tot de aanval over te gaan. Onder luid geschal van trompetten en trommels daverden de raksasa uit alle poorten en gingen ze recht op de apen af. Een bloedige en hevige confrontatie was het gevolg. Overal vloeide bloed, het strijdveld lag al snel vol doden en gewonden. Bij het naderen van de zonsondergang was er nog steeds geen winnaar, en het gevecht ging dan ook door tot in de nacht. Golf na golf van raksasa viel te apenlegers aan en Rama vuurde onophoudelijk zijn pijlen af.
Toen betrad de oudste zoon van Ravana het strijdveld, hoog vanuit de lucht schoot hij magische pijlen op Rama en Lakshmana en de apen af. De apenlegers raakten overmeesterd en vele sneuvelden aan de hand van Ravana zijn zoon. Ja, zelfs Rama en Lakshmana vielen, zwaargewond en bewegingloos ter aarde. De zoon keerde triomfantelijk terug naar zijn vader om te vertellen dat hij de vijandelijke leiding had weten de verslaan met zijn verrassingsaanval. Rama en Lakshmana waren dan wel uitgeschakeld maar nog niet dood. Een aap met kennis van medicijnen wist Hanuman te vertellen dat hij in de bergen bijzondere geneeskrachtige kruiden kon vinden waarmee zelfs degene die zo goed als dood zijn weer tot leven gebracht konden worden met nog meer kracht in hun lichaam dan ooit. Hanuman sprong naar waar de kruiden te vinden waren en keerde razendsnel terug naar het slagveld. Zo wist hij Rama, Lakshmana en de vele apen wonderbaarlijk snel en sterk weer op de been te krijgen. Alle apen juichten luid. Het geluid van de apen drong door tot in het paleis en bereikte het oor van koning Ravana. Woedend stuurde hij al zijn zoons en broers op Rama af. Complete rotsblokken, magische pijlen en nog veel meer werden ingezet om Rama mee te bestoken maar niets kreeg het apenleger er onder. Rama en zijn kameraden wisten alle vijanden één voor één te verslaan.
Ravana gaat het gevecht aan
Ravana riep woest: “Tot nu toe heb ik mijzelf niet in het strijdgewoel gegooid, dit inferieure leger was mijn energie niet waard, maar nu mijn naaste kameraden en familie gesneuveld zijn zal ik hen wreken!”. Onder begeleiding van vele raksasa, en het geluid van trommels en trompetten, betrad Ravana in zijn strijdwagen het slagveld. Donkere wolken en vele bliksemschichten vulde heel de hemel, en met Ravana voorop wisten de raksasa een grote bres slaan. De overmoedige Ravana trad voorwaarts en wist de ene na de andere aap te verslaan met zijn boog. Hij kwam oog in oog met Lakshmana, en de twee diende elkaar zware verwondingen toe. Een spannend gevecht volgde, de twee krijgers waren sterk aan elkaar gewaagd. Plots kreeg Ravana de overhand en wist Lakshmana de genadeslag toe de dienen. Diens lichaam viel neer en Ravana, die veel energie had verloren, keerde zeer voldaan terug naar de stad. Hanuman greep zijn kans en wist het lichaam van Lakshmana veilig te stellen. Vlug bracht hij het naar een diepbedroefde Rama. “Ik zal u wreken oh mijn gelieve broer!” brulde Rama uit. WRAAK!
Wordt vervolgd…
Over deze blogger
-
Sinds 2008 een regelmatig bezoeker aan Thailand. Werkt op de boekhoudafdeling van een Nederlandse groothandel.
Gaat in zijn vrije tijd graag fietsen, wandelen of een boek lezen. Voornamelijk non-fictie met in het bijzonder de geschiedenis, politiek, economie en maatschappij van Nederland, Thailand en landen in de regio. Luistert graag naar heavy metal en andere herrie
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond9 oktober 2024De littekens van een gevangenschap
- Cultuur28 september 2024Khun Chang Khun Phaen, Thailand’s meest bekende legende – deel 5 (slot)
- Cultuur25 september 2024Khun Chang Khun Phaen, Thailand’s meest bekende legende – deel 4
- Cultuur23 september 2024Khun Chang Khun Phaen, Thailand’s meest bekende legende – deel 3
Die dam van India naar (Sri) Lanka, daar zouden de restanten nog steeds van te zien zijn: een rij van eilandjes van kust tot kust. Dit is ook waar Chander op aanstuurde onder deel 2, en ja, kijk maar eens op Google Maps. Dit heeft de naam “Adam’s bridge” of “Rama’s bridge” gekregen.
Ik heb een aantal versies van het epos gelezen en tot aan de bouw van de dam leken die alle zeer op elkaar, maar de verhalen rondom de dam en de diverse gevechten op Lanka zelf, daar zitten nogal verschillen tussen. Lezers die de Ramayana of Ramakien al kennen zullen dus mogelijk zien dat mijn bondige versie van het epos hier net iets anders is dan de versie die zij kennen.
Ja Rob V.
Die dam bedoelde ik.
Jammer dat er zo weinig reacties verschijnen op jouw uitstekende werk.
Laat de moed niet zakken.
Ik kijk alvast uit naar het vervolg.