De Nederlandse erevelden in Kanchanaburi
Een bezoek aan Kanchanaburi War Cemetery is een beklijvende ervaring. In het felle, zinderende licht van de ongenadig boven je hoofd brandende Koperen Ploert lijkt het er op dat rij na rij van de strak gelijnde uniforme grafstenen in de tot op de millimeter kort geschoren grasperken tot aan de einder reiken. Het kan er, ondanks het verkeer in de aanpalende straten, soms erg stil zijn. En dat is mooi want dit is een plek waar herinnering langzaam maar zeker in historie overgaat…
Deze fraai aangelegde Tuin van de Dood is een plaats, die ondanks de hitte, aanzet tot reflectie. Militaire dodenakkers zijn immers niet alleen ‘Lieux de Mémoire’ maar ook en vooral, zoals Albert Schweitzer het ooit zo mooi formuleerde, ‘de beste pleitbezorgers voor vrede’…
Van de 17.990 Nederlandse krijgsgevangenen die tussen juni 1942 en november 1943 door het Japanse leger ingezet werden bij de constructie en het latere onderhoud van Thai-Birma- spoorweg bezweken er bijna 3.000 aan de opgelopen ontberingen. 2.210 Nederlandse slachtoffers kregen een laatste rustplaats op twee militaire begraafplaatsen in Thailand in de omgeving van Kanchanaburi: Chungkai War Cemetery en Kanchanaburi War Cemetery. Aan de Birmese zijde van de spoorlijn werden na de oorlog 621 Nederlandse slachtoffers begraven op Thanbyuzayat War Cemetery.
Op Kanchanaburi War Cemetery, (GPS 14.03195 – 99.52582) dat zowat halfweg tussen de gelijknamige plaats en de beruchte brug over de Kwai ligt, worden 6.982 oorlogsslachtoffers herdacht. Onder hen vormen de Britten met 3.585 gesneuvelden de grootste groep. Maar ook Nederlanders en Australiërs met respectievelijk 1.896 en 1.362 omgekomen militairen zijn ruim vertegenwoordigd op deze site. Op een apart Memorial staan de namen van 11 manschappen van het Indian Army opgelijst die een laatste rustplaats kregen op islamitische begraafplaatsen in de buurt. Het Indian Army was in de 18e eeuw ontstaan uit het privéleger van de Britse East India Company, de tegenhanger van de Nederlandse VOC, en maakte sinds de 19e eeuw integraal deel uit van de Britse strijdkrachten. De graftekens, liggende gietijzeren naamplaten op granieten sokkels, zijn eenvormig en van dezelfde grootte. Deze uniformiteit verwijst naar het idee dat alle gesneuvelden hetzelfde offer brachten, ongeacht rang of stand. In de dood is iedereen gelijk. Oorspronkelijk stonden hier overigens witte houten grafkruisen maar die werden op het einde van de jaren vijftig, begin jaren zestig, vervangen door de huidige zerken.
Twee collectieve graven bevatten de as van 300 mannen die gecremeerd werden tijdens de uitbraak van de cholera-epidemie in mei-juni van 1943 in Nieke Camp. Hun namen worden vermeld op de panelen in het paviljoentje op deze site. Voor de naoorlogse heraanleg en het sobere ontwerp – een gestileerde uiting van ingetogen verdriet – van deze site tekende de CWGC-architect Colin St. Clair Oakes, een Welshe oorlogsveteraan die in december 1945 samen met kolonel Harry Naismith Hobbard, deel uitmaakte van een commissie die de oorlogsgraven in onder meer India, Birma, Thailand, Ceylon en Maleisië inventariseerde en besliste waar er verzamelbegraafplaatsen zouden komen.
Kanchanaburi War Cemetery werd eind 1945 door de Britten opgestart als verzamelbegraafplaats. De site ligt niet ver van de plaats waar zich Kanburi Camp bevond, één van de grootste Japanse basiskampen waar zowat elke geallieerde krijgsgevangene die aan de spoorweg werd ingezet, eerst gepasseerd is. Het overgrote deel van de Nederlanders die op deze plek werden bijgezet hadden bij de landmacht gediend, 1.734 om precies te zijn. De meesten van hen kwamen uit de rangen van het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger (K.N.I.L.) 161 Onder hen hadden in een of andere hoedanigheid bij de koninklijke marine gediend en 1 gesneuvelde behoorde tot de Nederlandse luchtmacht.
De hoogste Nederlandse militair in rang die hier werd bijgezet was luitenant-kolonel Arie Gottschal. Hij was op 30 juli 1897 in Nieuwenhoorn geboren. Deze infanterie-officier van het KNIL stierf op 5 maart 1944 in Tamarkan. Hij ligt begraven in VII C 51. Een ander interessant graf is dat van graaf Wilhelm Ferdinand von Ranzow. Deze edelman was op 17 april 1913 in Pamekasan geboren. Zijn grootvader, rijksgraaf Ferdinand Heinrich von Ranzow had Noord-Duitse roots en had als hogere ambtenaar in Nederlands-Indië gewerkt waar hij tussen 1868 en 1873 resident van Djokjakarta was. In 1872 werd de familie bij K.B. met erfelijke titel in de Nederlandse adel ingelijfd. Wilhelm Ferdinand was beroepsvrijwilliger in het K.N.I.L. en diende als brigadier/monteur in het 3e bataljon genietroepen. Hij bezweek op 7 september 1944 in Kamp Nompladuk I.
Onder diegenen die hier een laatste rustplaats kregen vinden we hier en daar verwanten van elkaar. De 24-jarige Johan Frederik Kops uit Klaten was artillerist in het K.N.I.L. toen hij op 4 november 1943 in Kamp Tamarkan II overleed. Hij werd begraven in graf VII A 57. Zijn vader, de 55-jarige Casper Adolf Kops was sergeant in het K.N.I.L. Hij bezweek in Kinsayok op 8 februari 1943. De Nederlandse dodental in Kinsayok was erg hoog: minstens 175 Nederlandse P.O.W.’s vonden er de dood. Casper Kops werd begraven in graf VII M 66. Er liggen ook verschillende broederparen begraven op deze site. Hier zijn er enkele: De uit Apeldoorn afkomstige 35-jarige Jan Kloek was net als zijn twee jaar jongere broer Teunis infanterist in het K.N.I.L. Jan stierf op 28 juni 1943 in het geïmproviseerde veldhospitaal van Kinsayok, wellicht als slachtoffer van de cholera-epidemie die een ware ravage veroorzaakte in de kampen langs de spoorlijn. Hij kreeg een laatste rustplaats in het collectieve graf V B 73-74. Teunis zou een paar maanden later, op 1 oktober 1943 bezwijken in Takanon. Hij werd begraven in VII H 2.
Gerrit Willem Kessing en zijn drie jaar jongere broer Frans Adolf waren in Soerabaja geboren. Ze dienden als soldaten in de KNIL-infanterie. Gerrit Willem (collectief graf V C 6-7) stierf op 10 juli 1943 in Kinsayok, Frans Adolf bezweek op 29 september 1943 in Kamp Takanon (graf VII K 9). George Charles Stadelman was op 11 augustus 1913 in Djokjakarta geboren. Hij was sergeant in het K.N.I.L en overleed op 27 juni 1943 in Kuima. Hij werd begraven in graf V A 69. Zijn broer Jacques Pierre Stadelman was op 12 juli 1916 in Djokjakarta geboren. Deze wachtmeester in de K.N.I.L.-artillerie overleed op 17 december 1944 in Tamarkan. In dit laatste kamp overleden minstens 42 Nederlandse krijgsgevangenen. Jacques Stadelman ligt begraven in graf VII C 54. De broers Stephanos en Walter Artem Tatewossianz waren in Bakoe in Azerbeidzjan geboren, dat toen nog deel uitmaakte van het Russische tsarenrijk. De 33-jarige Stephanos (V C 45) overleed op 12 april 1943 in Rintin. In dit kamp bezweken minstens 44 Nederlanders. Zijn 29-jarige broer Walter Aertem (III A 62) stierf op 13 augustus 1943 in Kuie. In dit laatste kamp zouden 124 Nederlanders het leven laten…
In het veel minder bezochte Chungkai War Cemetery (GPS 14.00583 – 99.51513) liggen 1.693 gesneuvelden begraven. 1.373 Britten, 314 Nederlanders en 6 manschappen van het Indian Army. De begraafplaats bevindt zich niet ver van de plaats waar de rivier Kwai zich opsplitst in de Mae Khlong en de Kwai Noi. Deze begraafplaats ontstond in 1942 naast het krijgsgevangenkamp van Chungkai, dat als één van de basiskampen fungeerde bij de aanleg van de spoorlijn. In dit kamp was een rudimentair inter-geallieerd veldhospitaal ingericht en de meeste van de gevangen die hier bezweken werden op deze site bijgezet. Net als in Kanchanaburi War Cemetery was ook hier CWGC-architect Colin St. Clair Oakes verantwoordelijk voor het ontwerp van deze begraafplaats.
Van de Nederlanders die hier een laatste rustplaats kregen, behoorden er 278 tot de landmacht (hoofdzakelijk K.N.I.L.), 30 tot de marine en 2 tot de luchtmacht. De jongste Nederlandse militair die hier werd begraven was de 17-jarige Theodorus Moria. Hij was op 10 augustus 1927 in Bandoeng geboren en overleed op 12 maart 1945 in het hospitaal van Chungkai. Deze marinier 3e klasse werd begraven in graf III A 2. Voor zover ik heb kunnen nagaan waren de sergeanten Anton Christiaan Vrieze en Willem Frederik Laeijendecker in de graven IX A 8 en XI G 1 met hun 55 jaar de oudste gevallen militairen op Chungkai War Cemetery.
De twee hoogst in rang zijnde Nederlandse militairen op het ogenblik van hun overlijden, waren twee kapiteins. Henri Willem Savalle was op 29 februari 1896 te Voorburg geboren. Deze beroepsofficier was kapitein der artillerie in het K.N.I.L. toen hij op 9 juni 1943 aan cholera overleed in het kamphospitaal in Chungkai. Hij ligt begraven in VII E 10. Wilhelm Heinrich Hetzel was op 22 oktober 1894 in Den Haag geboren. In het burgerleven was hij doctor in de mijnbouwkunde en ingenieur. Hij huwde, net voor ze naar Nederlands-Indië vertrokken, op 19 oktober 1923 in Middelburg met Johanna Helena van Heusden. Deze reservekapitein in de K.N.I.L.-artillerie bezweek op 2 augustus 1943 aan Beri-Beri in het kamphospitaal van Chungkai. Hij ligt nu begraven in graf V M 8.
Er liggen minstens drie niet-militairen op deze site begraven. De Nederlandse burger J.W. Drinhuijzen overleed op 71-jarige leeftijd op 10 mei 1945 in Nakompathon. Zijn landgenote Agnes Mathilde Mende stierf op 4 april 1946 in Nakompathon. Agnes Mende was werkzaam als 2e commies van de N.I.S. en was op 5 april 1921 in Djokjakarta geboren. Ook Matthijs Willem Karel Schaap had in Nederlands-Indië het levenslicht gezien. Hij werd op 4 april 1879 in Bodjonegoro geboren en stierf 71 jaar later, op 19 april 1946 om precies te zijn in Nakompathon. Zij werden naast elkaar begraven in de graven in perk X, rij E, graven 7, 8 en 9.
Beide sites staan onder beheer van de Commonwealth War Graves Commission (CWGC), de opvolger van de Imperial War Graves Commission (IWGC) die tijdens de Eerste Wereldoorlog werd opgericht om de gesneuvelden van het Britse gemenebest een waardige laatste rustplaats te geven. Ook het onderhoud van de Nederlandse graven op hun erevelden wordt, in overleg met de Nederlandse Oorlogsgravenstichting, door deze organisatie verzorgd. Er zijn overigens nog 13 andere Nederlandse militaire en burgerlijke erevelden in Azië. Hoofdzakelijk in Indonesië maar ook bijvoorbeeld in Hong Kong, Singapore en het Zuid-Koreaanse Tanggok.
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond10 december 2024Wat Phra That Phanom: parel van de Mekongvallei
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
Uitvoerig en zorgvuldig beschreven, dat moet een hele studie geweest zijn. Prachtige foto´s toegevoegd.
Nu geschiedenis, maar toen rauwe werkelijkheid. Mogen de gevallen mannen en enkele vrouw rusten in vrede.
En vraagje omtrent de steen van graaf Von Ranzow, hierop staat Brig. Gl. Staat dit niet voor brigade generaal ? Dit lijkt mij meer in overeenstemming met zijn adelijke titel in plaats van brigadier/monteur.
Beste Pjotrpatong,
Ik heb me dit zelf ook afgevraagd maar een brigadegeneraal van amper 31 is, adelijke titel of niet, wel héél erg jong… Ik ben niet zo’n kenner van de Nederlandse rangen tijdens WO II of in het KNIL maar volgens mij werd de rang van Brigadegeneraal ingevoerd na WO II (Britse connectie Prinses Irenebrigade…) en wordt hij nu niet meer gebruikt… Ik heb voor alle zekerheid nog even zijn steekkaart bij de Oorlogsgravenstichting erbij genomen en daar staat zijn rang als volgt vermeld: Brigadier Gi en dus niet Gl… (mogelijk is Gi een afkorting voor genie…) Op zijn originele steekkaart als Japanse krijgsgevangene die bewaard wordt in het ministerie van Binnenlandse Zaken – Stichting Administratie Indische Pensioenen staat als rang brigadier monteur in het 3e Bataljon Genietroepen van het KNIL vermeldt….Aan het hoofd van een KNIL bataljon stond in het beste geval een kolonel maar zeker geen brigadegeneraal…
Laten we ook niet vergeten, dat er een Japanse order lag om ALLE GEVANGENEN TE DODEN. Gelukkig hebben 2 atoombommen op Japan die overgave versneld, alhoewel 9 aug. de Japanners nog geen enkele aanstalten daartoe maakten. Vermoedelijk was de Sovjet storm over Mansjoerije per 10 aug., die overigens doorging tot de ondertekening van de capitulatie 2 okt. om even heel dat gebied onder hun controle te brengen, de uiteindelijke doorslag tot capitulatie.
zie met Google: “Japanese order to kill all prisoners sept 1945”
Ik weet het, dit artikel gaat over de Nederlandse erevelden.
Veel en veel minder belangstelling is er voor de 200.000 tot 300.000 Aziatische werkers aan de spoorlijn waarvan een veel groter percentage het leven liet. Veel mensen uit Maleisië, Birma, Ceylon en Java. Zij worden nauwelijks herdacht. Dat staat in dit artikel in de New York Times:
https://www.nytimes.com/2008/03/10/world/asia/10iht-thai.1.10867656.html
Citaat:
Worawut Suwannarit, a history professor at Kanchanaburi Rajabhat University who has spent decades trying to get more recognition for the Asian laborers, has come to a harsh and bitter conclusion.
“This is why these are called undeveloped countries – Third World countries,” he said. “They don’t care about their people.”
Others blame the British, the colonial rulers before and after the war in both Burma and Malaya, the two countries that sent the most workers to the railway, for not doing more to honor the dead.
The Thai government has had little incentive to honor the dead because few Thais worked on the railway.
Nee.. de Thaise overheid wil niet herinnerd worden aan de Thaise houding tov de japanners. Vele in Thailand wonenden – m.n. Chinezen – zijn gedwongen hier te werk gesteld en overleden. zie op thailandblog, 10 feb. 2019: https://www.thailandblog.nl/achtergrond/de-onbekende-railway-of-death/
Beste Tino,
Het boek waaraan ik al een paar jaar werk en dat ik nu aan het finaliseren ben is volledig toegespitst op de Romusha, de ‘vergeten ‘ Aziatische slachtoffers die vielen bij de aanleg van de twee Japanse spoorwegverbindingen tussen Thailand en Birma. Uit het materiaal waarop ik de hand wist te leggen blijkt dat er veel meer Aziaten vrijwillig of gedwongen, hebben meegewerkt aan deze projecten dan tot nu toe wordt gedacht. Ook het jarenlang vooropgestelde dodental van 90.000 Aziatische slachtoffers moet dringend worden bijgesteld naar minimaal 125.000… Ik heb ook – niet zonder enige moeite- materiaal gevonden dat een heel ander licht werpt op de Thaise betrokkenheid. In mijn boek zal ik het onder meer hebben over het weinig benijdenswaardige lot van een niet onaanzienlijke groep etnische Chinezen in Thailand die ‘met zachte dwang’ werden aangespoord om aan deze spoorwegen te gaan werken, maar ook bv. over het angstvallig in Thailand verzwegen feit dat de Thaise regering tijdens WO II de niet onaardige som van 491 miljoen bath ‘uitgeleend’ heeft aan Japan om de constructie van de spoorwegen te financieren….
Fantastisch dat je dit boek schrijft. Laat ons weten wanneer het uitkomt en hoe het besteld kan worden.
Een romoesja (Japans: 労務者, rōmusha: “arbeider”) was een veelal uit Java afkomstige arbeider die tijdens de Tweede Wereldoorlog onder aan slavernij grenzende omstandigheden voor de Japanse bezetter moest werken. Volgens schattingen van de U.S. Library of Congress zijn tussen de 4 en 10 miljoen romoesja’s door de Japanners tewerkgesteld.
Puik werk Jan, inderdaad mogen we niet alleen maar stil staan bij de ‘eigen’ slachtoffers en alle verschrikkingen die mensen (burger en militair) hebben meegemaakt.
Ben daar geweest in 1977. Daarna mij afgevraagd hoe mensen elkaar zo kunnen haten dat zij elkaar vermoorden en afslachten. Want dat is wat oorlog is. gelegaliseerde moord.
Ik was daar vorige week en had als opmerking toen, de naamplaatje bij de Nederlandse graven waren er slechter aan toe, dan de Engelse. Ik heb toch de indruk dat de Engelsen meer zorg dragen voor hun militaire kerkhoven in het buitenland
Achter de begraafplaats is een fraai katholiek kerkje met de naam Beata Mundi Regina uit 1955. Deze kerk als oorlogsmonument was een initiatief van Joseph Welsing, die Nederlands ambassadeur in Birma was. Opmerkelijk is de foto van de koning van Thailand naast het altaar.
Als je dan toch in de buurt bent daar is een bezoek van het vlak bij de begraafplaats gelegen museum ook de moeite om binnen te lopen waard.
Ook de Hellfire Pass Memorial, het door Australië en Thailand opgerichte herdenkingscentrum, is indrukwekkend.
ik ben er geweest en het is inderdaad indrukwekkend . Als je de graven bekijkt, zoveel jonge mensen die daar zijn gestorven. Mogen we nooit vergeten !
Nadat je de begraafplaats en het museum bezocht hebt moet je de treinreis ook maken. Dan pas begrijp je heel het verhaal nog beter. Zoveel doden, je ziet het werk wat ze verricht hebben, je voelt hun pijn en verdriet in je hart als je over het spoor rijdt.
En laten we ook de Thais eren die de dwangarbeiders aan de Thai-Birma spoorweg hebben geholpen. Waarom wordt dat zo zelden gedaan?
https://www.thailandblog.nl/achtergrond/boon-pong-de-thaise-held-die-hulp-verleende-aan-de-krijgsgevangenen-bij-de-dodenspoorlijn/
Tijdens ons winterverblijf in 2014 een paar dagen Kanchanaburi aangedaan en het Memorial bezocht heel indrukwekkend en wat opviel het word uitstekend bijgehouden en vele Nederlandse namen tegengekomen
heel resectvol..