De juridische adviseurs van de missie Rolin-Jaequemyns
Om volwaardig deel uit te kunnen maken van de door Europa gedomineerde laatnegentiende-eeuwse wereldorde werden een aantal niet-westerse staten op het einde van de negentiende eeuw door de grootmachten onder ‘zachte druk’ diplomatieke gezet om te voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo moest Siam – het huidige Thailand – een modern rechtssysteem aannemen, zich houden aan de internationale rechtsregels, een diplomatiek korps op poten zetten en over behoorlijk functionerende regeringsinstanties beschikken. Om deze modernisering van de Siamese staat in goede banen te leiden deed de Siamese regering beroep op de Belgische jurist en oud-politicus Gustave Rolin-Jaequemyns (1835-1902).
Gustave Rolin-Jaequemyns was 57 jaar oud en had al een indrukwekkende loopbaan achter de rug toen hij in 1892 in Siam aanbelandde. Deze politicus met een uitgesproken liberaal profiel was een gewezen Belgische minister van Binnenlandse Zaken en had als internationaal gereputeerde jurist een flinke vinger in de pap gehad bij de oprichting van het – in 1904 met de Nobelprijs voor de Vrede onderscheiden – Institut de Droit International. Hij leidde overigens sinds 1874, in de schoot van deze instelling, een commissie die zich bezighield met vraagstukken rond extraterritorialiteit in de Aziatische landen.
In tegenstelling tot wat men aanneemt moeten de eerste contacten van Gustave Rolin-Jaequemyns met vertegenwoordigers van de Siamese regering al in 1891 hebben plaatsgevonden tijdens de Europese missie van prins Damrong die in die periode op zoek was naar steun en bondgenoten. Rolin – Jaequemyns had immers nog voor het einde van dat jaar een CV bezorgd aan Frederick W. Verne, de secretaris van de Siamese Legatie in Bombay. Het lijkt er in ieder geval op dat de Britten een stevige vinger in de pap hebben gehad in deze aanstelling en dat is op zich niet verwonderlijk want Rolin – Jaequemyns stond niet bepaald bekend als een vriend van Frankrijk en kon bijgevolg voor de Britten nuttig zijn bij het inperken van de Franse koloniale aspiraties in het Verre Oosten.
Alhoewel Rolin – Jaequemyns tussen 1892 en 1901 hoofdadviseur voor zowel het buitenlands als binnenlands beleid van de Siamese regering werd, was hij vooral bezig met het invoeren van de broodnodige juridische hervormingen. Dit werd grotendeels vergemakkelijkt door het in 1892 in Bangkok opgerichte ministerie van Justitie en de, op zijn aangeven, in januari 1895 gestichte Wetgevende Raad. Deze laatste instelling zou zich de volgende jaren intensief bezig gaan houden met de codificatie en hervorming van de Siamese wetgeving. De bedoeling was daarbij om niet klakkeloos buitenlandse voorbeelden te kopiëren maar met respect voor de oude wetten en voorschriften een compleet vernieuwde basiswetgeving te creëren. Voor de hervorming van de rechtbanken haalde Rolin-Jaequemyns echter wel de mosterd in het buitenland, zijnde Groot-Brittannië.
Kort nadat Rolin – Jaequemyns in Bangkok was aangekomen liet hij niet alleen zijn echtgenote Emilie en dochter Henriette overkomen maar ook een aantal juristen – de meesten uit liberaal georiënteerde families uit Brussel en Gent – die hem moesten bijstaan in zijn taak. De eerste en belangrijkste van deze zogenaamde Missie Rolmin-Jaequemyns was ongetwijfeld Robert John Kirkpatrick de Closeburn, een op 8 mei 1865 in Brussel geboren jurist van Schotse origine. Kirkpatrick, die met de grootste onderscheiding tot doctor juris was gepromoveerd aan de Université Libre de Bruxelles was een beloftevolle rechtskundige die zich, nadat hij in februari 1894 in Bangkok was aangekomen al snel ontpopte als rechterhand van Gustave Rolin – Jaequemyns. En daar bleef het niet bij want op 5 mei 1896 trad hij in de protestantse kerk in Bangkok in het huwelijk met Henriette Rolin. Dat de Siamese prinsen én ministeriële excellenties Damrong, Devawongse en Bhanurangsi tot de getuigen behoorden van deze bruiloft was een teken van het aanzien dat Kirkpatrick genoot. Ook hun in Bangkok geboren kinderen zouden overigens het grootste deel van hun verdere leven in juridische sfeer doorbrengen. Dochter Nell (°1898) huwde de bekende rechtskundige historicus Frans Ganshof. Zoon Robert jr. (°1899) werd hoogleraar Brits recht aan de Université Libre de Bruxelles. Hij overleed op 4 april 1991 in Brussel. Zijn zoon Jean Robert (1934-2015) was advocaat bij het Hof van Cassatie en gewezen Stafhouder van de balie.
Kirkpatrick die er blijkbaar een hoog werktempo op na hield zou, naast zijn legislatieve werkzaamheden, ook bijna in zijn eentje tekenen voor het wegwerken van de enorme hoeveelheid aan achterstallige rechtszaken in de provincies. Hij kon daarbij rekenen op de actieve steun van prins Rajburi die in 1891 aan het prestigieuze Christchurch College in Oxford was afgestudeerd als jurist, de derde Siamees ooit die een buitenlandse rechtenstudie had afgemaakt. In maart 1896 werd deze zoon van koning Chulalongkorn aangesteld als minister van Justitie. Kirkpatrick had niet alleen een flinke vinger in de pap bij het herstructureren van de Siamese juridische instellingen maar raakte net als zijn schoonvader ook actief betrokken bij het uitstippelen van het Siamese buitenlandse beleid. Zo voerde hij bijvoorbeeld met succes de onderhandelingen die leiden tot het Siam-Japan pact van 1898. Een jaar later keerde een door malaria erg verzwakte Robert Kirkpatrick met zijn gezin terug naar België waar hij kort na zijn aankomst bezweek…
In het jaar 1900, toen het mandaat van de missie Rolin-Jaequemyns op zijn einde liep waren 9 van de 11 juridische adviseurs van de Siamese overheid Belgen. De twee overige waren de Nederlander Patijn en de Japanner Masao. In totaal zouden 14 Belgische juristen in die jaren voor kortere of langere termijn in het raam van de Missie Rolin – Jaequemyns actief zijn geweest in Siam.
Eén van de andere sleutelfiguren was Corneille Schlesser (1866-1952) Deze, in het Luxemburgse Ell geboren doctor in de rechten was als advocaat ingeschreven aan de balie van Brussel. Hij was gehuwd met Marie Geoffroy en was op verzoek van Gustave Rolin in 1895 in Siam aanbeland. Aanvankelijk hield hij zich vooral bezig met het hervormen van de gerechtelijke instanties maar in 1900 volgde hij de terug naar België vertrokken Kirkpatrick op als juridisch hoofdadviseur van de Siamese regering. Hij maakte ook deel uit van de commissie die tussen 1905 en 1908 onder leiding van de Franse jurist Georges Padoux het Siamese Strafwetboek samenstelde.
Pierre Orts (1872-1956) was bij wijze van spreken in de wieg gelegd voor een juridische carrière Hij behoorde tot de zesde generatie in een ononderbroken lijn van prominente rechtskundigen. Zijn grootvader was de gewezen liberale minister van Staat Auguste Orts, jurist, hoogleraar en historicus. Pierre Orts’ vader was raadsheer bij het Hof van Cassatie in Brussel. Als kersverse doctor in de rechten was hij in Bangkok tussen 1896 en 1898 kabinetschef van de missie Rolin – Jaequemyns waar hij zich voornamelijk bezighield met de juridische implementatie van de Siamese buitenlandse betrekkingen. Zo bezocht hij in het najaar van 1897 de Laotiaanse en Noord-Siamese vazalstaten als gevolmachtigde commissaris van koning Chulalongkorn. In maart 1898 keerde hij terug naar Belgenland om er te herstellen van malaria. Onder druk van zijn familie keerde hij niet terug naar Zuidoost-Azië, waar hem een nieuwe baan als juridisch adviseur in Luang Prabang was aangeboden. Hij trad in Belgische diplomatieke dienst en hield zich vooral bezig met het koloniale beleid in Congo. Hij eindigde zijn carrière als secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij was de schoonvader van de al even invloedrijke jurist Walter Ganshof van der Meersch.
Gentenaar Auguste Dauge (1865-1947) was eveneens afkomstig uit een familie van gerenommeerde juristen en academici. Deze advocaat, die – wat aardig meegenomen was – bovendien licentiaat in de handels- en consulaire wetenschappen was, was net 32 jaar oud geworden toen hij in Bangkok aankwam. Nog geen drie jaar later verliet hij de Missie Rolin – Jaequemyns maar hij gebruikte zijn ervaring en netwerk om daarna op verschillende diplomatieke posten benoemd te worden in Azië. Zo was hij onder meer Belgische vice-consul in Peking.
De 28 – jarige Emile Jottrand (1870-1966) werd lid van het Internationale Gerechtshof in Korat en maakte deel uit van de Borisapha en het Hof van Beroep in Bangkok Hij was gehuwd met Denise Weiler die haar man was gevolgd naar Bangkok. Het echtpaar publiceerde na hun terugkeer in België in 1905 het nog steeds leesbare Au Siam – Journal de voyage de M. et Mme. Jottrand. Emile Jottrand zou later nog geregeld artikels over Siam publiceren in de nationale pers. In tegenstelling tot de meeste andere leden van de Missie Rolin – Jaequemyns ging hij niet in diplomatieke dienst of bleef hij jurist maar werd hij directeur van het Institut Supérieur de Commerce in Mons.
Félicien Cattier (1869-1946) was 27 toen hij voor één jaar in Bangkok begon te werken in de Belgische juridische missie. Rolin – Jaequemyns noemde hem één van de meest veelbelovende talenten aan de Brusselse balie. Hij was echter niet alleen jurist maar ook doctor in de politieke en administratieve wetenschappen. Na zijn ‘diensttijd’ in Siam lag hij mee aan de basis van de ‘overname’ van Leopold II’s Congo-Vrijstaat door België. Deze prof aan de ULB werd als gouverneur van de Société Générale en voorzitter van de Union minière du Haut-Katanga één van de belangrijkste Belgische financiers en bankiers in de eerste helft van de twintigste eeuw. Het leverde hem een baronstitel op. René Sheridan die een tijdlang met Cattier had samengewerkt zou het langst van alle Belgische adviseurs in Siam blijven. Hij diende meer dan een kwarteeuw de Siamese regering en kreeg van koning Vajiravudh de eervolle titel Phyay Vides Dharmamontri. Hij overleed in 1927 in Bangkok. Net zoals Kirkpatrick en Schlesser zetelde René Sheridan met raadgevende stem in de hoogste rechtbank, de San Dika.
Van Charles Symon en R. Timont weten we alleen dat ze als assistenten juridische adviseurs in zowel Bangkok als op Phuket en in Phitsanulok hebben gewerkt. Ook zij gingen daarna in diplomatieke dienst. Charles Robyns was dan weer actief betrokken bij de juridische afbakening van de Siamese territoriale grenzen en publiceerde hierover The 1905 Siam boundary delimitation Album. Details met betrekking tot de loopbanen van de overige adviseurs, met name van A. Henvaux, L. De Busscher en A. Baudour heb ik jammer genoeg niet kunnen vinden. Ook navraag in de archieven van Buitenlandse Zaken in Brussel leverde jammer genoeg niets op…
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
- Eten en drinken17 oktober 2024Culinaire herinneringen van een bourgondisch tafelaar – Chinatown & Yaowarat road (Bangkok)
- Bezienswaardigheden3 september 2024Het dak van Thailand – Doi Inthanon
- Achtergrond21 augustus 2024Thailand… om dichterlijk van te worden…
Een fraai overzicht hoe de banden in de personele en persoonlijke sfeer de harmonisatie van de Siamese en westerse wetgeving hebben bevorderd.
Misschien komt er in het verlengde hiervan een overzicht van de inhoud van deze harmonisatie?
Een van de meer heikele punten in deze ontmoeting van Westerse en Siamese wetgeving betrof het probleem van de polygamie, polygynie om wat duidelijker te zijn. Koning Vajirawuth, Rama VI, verdedigde de veelwijverij als Thaise traditie al vond hij wel dat al die vrouwen een betere wetsbescherming verdienden. Er was in het begin van die 20e eeuw een ontluikende feministische beweging die monogamie voorstond, vooral omdat veelwijverij meestal leidde tot onrecht., en verder omdat het in westerse ogen de enige beschaafde huwelijksvorm was.
De gemoederen liepen hoog op, er waren felle discussies. Ik meen dat niet lang na 1932 een wet werd aangenomen die monogamie als enige huwelijksvorm wettig verklaarde.
Ik ben bezig een stukje te schrijven over de ontmoeting van Thailand met het Westen maar dat schiet niet op.
Wat een waardevolle bijdrage van Lung Jan op diverse gebieden.
België stond op het eind van de 19de eeuw bekend als een vooruitstrevend, verdraagzaam, vrij denkend land, dat ook nog eens vele dissidenten uit andere landen een thuis bood.
(Er zijn veel bekenden onder de asielzoekers, enkelen: Karl Marx, Baudelaire, en Eduard Douwes Dekker in onmin met de Nederlandse overheid inzake de ernstige discriminatie van de bewoners van Nederlands-Indië… Maar de lijst is langer.)
Die liberale denkwereld weerspiegelt zich ook in de wetten en jurisprudentie. En in de magistratuur en topadvocatuur. Niet voor niets had België in 1830 al, bij afscheuring van Nederland, een voor die tijd heel progressieve grondwet aangenomen.
Belangrijk dat Lung Jan een episode in het daglicht stelt, die van bovenstaande het bewijs levert.
Een ander aspect dat Lung Jan tekent, is het belang van internationale diplomatie. Berichtgeving simplificeert vaak spanningen en conflicten tussen landen tot zwart-wit. Zie bv. op dit moment de agitatie van Erdogan tegen Macron. UIteindelijk zullen het toch diplomaten zijn die het boeltje moeten opruimen.