De beruchte, met honderden haarspelbochten gezegende weg tussen Chiang Mai en Mae Hong Son is het enige dat nog herinnert aan een inmiddels al lang vergeten stukje Thaise oorlogsgeschiedenis. Amper een paar uur nadat het Japanse keizerlijke leger op 8 december 1941 Thailand was binnengevallen, besloot de Thaise regering – ondanks het feit dat er op sommige plaatsen fel werd teruggevochten – de wapens neer te leggen in de overtuiging dat verdere weerstand tegen de numeriek sterkere en beter bewapende Japanners zelfmoord zou zijn. Groot-Brittannië en de Verenigde Staten beschouwden vanaf dat ogenblik Thailand als een door de vijand bezet land en slachtoffer van de Japanse agressie.
Veldmaarschalk Phibun Songkhram, de niet geheel onomstreden toenmalige Thaise regeringsleider, meende echter dat zich nu kansen aanboden om een aantal oude rekeningen te vereffenen. Niet vies van enig opportunisme had hij al in 1940 van de Duitse invasie in Frankrijk en daarop volgende Franse capitulatie gebruik gemaakt om manu militari grote stukken gebied ten oosten van de Mekong, die door Siam op het einde van de negentiende eeuw tegen wil en dank aan de Fransen waren overgedragen, opnieuw te annexeren.
Achter de rug van de geallieerden én de meeste leden van zijn kabinet zocht Phibun toenadering tot Japan. Al op 14 december 1941 tekende hij een geheim verdrag waarin hij er zich toe verbond militaire bijstand te leveren aan een Japanse invasie van Birma dat toen in Britse handen was. Een week later werd de Thais/Japanse alliantie al geofficialiseerd toen Phibun in Wat Phra Kaeo in Bangkok een militair samenwerkingsakkoord ondertekende. In ruil deed Japan de belofte dat Thailand de Maleisische provincies die in 1909 aan de Britten waren overgedragen terugkreeg en als kers op de taart ook de ‘verloren gewesten’ in Birma, met name de Shanstaat zou terugkrijgen. Deze laatste garantie was zeker voor discussie vatbaar want Thailand had, los van twee invasies in 1803-1804 en 1852-1854, geen poot om op te staan om deze claim op historische gronden te verrechtvaardigen. Een paar weken later ging Phibun nog een stap verder door op 25 januari 1942 de oorlog te verklaren aan Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Een oorlogsverklaring die lang niet bij alle Thai en zeker niet bij de minste, in goede aarde viel. Onder meer de gewezen ministers Pridi Banomyong en Direk Jayanaman, de Thaise ambassadeur in Tokio maar ook Seni Pramoj, de Thaise ambassadeur in Washington plaatsten de grootste vraagtekens bij deze beslissing. Pramoj weigerde zelfs vlakaf de oorlogsverklaring aan de Amerikaanse regering te overhandigen en stichtte prompt de Free Thai Movement.
Phibun was echter niet onder de indruk en begon een nieuw legerkorps, het Northern Army op poten te zetten om onder het bevel van Luang Seri Roengrit Birma binnen te vallen en controle te verwerven over het gebied ten oosten van de Salweenrivier dat toen bekend stond als de Eastern Shan State. De Japanners die in het geheime verdrag de teruggave van Birmees gebied hadden gegarandeerd, maakten geen principiële bezwaren maar verzetten zich wel krachtig tegen Phibun’s plannen om meteen ook de Karenstaat te claimen. Tokio zat wellicht wat verveeld met de voortvarendheid van Phibun. De Japanners hadden immers inmiddels een marionettenregering in Birma aan de macht geholpen die werd geleid door de Birmese nationalist Ba Maw. Deze laatste stond, wat begrijpelijk was, niet echt te trappelen van enthousiasme toen hij op de hoogte werd gebracht van de Thaise annexionistische plannen. Tijdens een onderhoud van Ba Maw met de Japanse premier, generaal-majoor Hideki Tojo in Singapore kwam het tot een felle woordenwisseling maar de Japanners besloten Phibun niet terug te fluiten. Ze probeerden hem echter wel met beide voeten op de grond te houden want de niet altijd van evenveel realiteitszin gespeende Thaise leider meende dat het bezetten van de Shanstaat een ‘fluitje van een cent’ zou worden…
In realiteit verliep alles iets minder gesmeerd. Eerst en vooral was er het logistieke probleem. De meest noordelijke Thaise spoorlijn stopte in Chiang Mai. Dit had als gevolg dat alle transport vanuit Chiang Mai over de vaak erbarmelijke wegen, soms zelfs over gevaarlijke bergpaden diende te gebeuren. Bovendien bleek het ter beschikking gestelde legermateriaal ook niet écht het neusje van de zalm te zijn. Veel van de betrokken militairen waren afkomstig uit Isaan en bleken in hun dunne uniformen niet opgewassen tegen de winterse weersomstandigheden van het Noord-Thaise gebergte. Bovendien bleek er heel wat aan hun motivatie te schorten en hadden de meeste geen flauw benul van hun missie laat staan wie ze zouden moeten gaan bevechten… Waar Phibun al helemaal niet op had gerekend was wel het feit hij de confrontatie moest aangaan met gevechtservaren Chinese troepen.
Vrijwel meteen na de Japanse aanval op Pearl Harbour op 7 december 1941 had de Chinese nationalistische leider Chiang Kai-shek aan de geallieerden aangeboden om zijn nationalistische Kwomintangtroepen naar het noorden van Birma te sturen om de voor de geallieerden vitale aanvoerlijnen tussen Rangoon en de toenmalige Chinese hoofdstad Chonqing veilig te helpen stellen. Vanuit Yunnan vertrokken eenheden van de 93e Divisie die eind januari 1942 in de Shanstaat aankwamen en zich in Kengtung installeerden. Op 3 mei 1942 vielen 27 Thaise vliegtuigen in twee aanvalsgolven Kengtung aan als prelude voor de komst van het Northern Army een paar weken later. De Kwomintang trok zich terug in de bergen en de jungle rond Kengtung en de Thaise voorhoede onder leiding van veldmaarschalk Pin Choonhavan bezette zonder slag of stoot de stad.
Een verrukte Phibun prees de moed en soldateske waarde van zijn troepen, verklaarde de Shanstaat ‘bevrijd van de vijand’, herdoopte het gebied in ‘Oorspronkelijke Thaistaat’ en installeerde een -voorlopige- Thaise administratie in Kengtung. Het regenseizoen dat kort daarop in alle geweld losbarstte verhinderde verdere militaire operaties maar vormde een nieuwe beproeving voor de Thaise troepen. Een tekort aan voedsel en medicijnen zorgden ervoor dat malaria en knokkelkoorts meer slachtoffers maakten dan de gevechten. Pas in januari 1943 bekommerde Phibun zich met dit probleem door tien ton kinine naar het Noorden te sturen. Toen de leider zelf een paar weken later de ‘Oorspronkelijke Thaistaat’ bezocht was hij geshockeerd door de staat waarin hij zijn troepen aantrof. Hij stuurde meteen orders naar Bangkok voor het zenden van uniformen, stafofficieren, suiker, geld, medisch personeel en honderd ossenkarren met bananen. Met de steun van de Japanners, die de Thaise troepen op de voet waren gevolgd, liet hij honderden kilometers aan nieuwe wegen aanleggen om Chiang Mai met de Shanstaat te verbinden. Zo ontstond bijvoorbeeld de weg naar Mae Hong Son.
Terwijl de oorlogskansen stilaan in het voordeel van de geallieerden keerden, begon langzaam maar zeker in Thaise regeringskringen het besef door te dringen dat Phibun mogelijk verkeerd bezig was. Japan erkende intussen officieel in augustus 1943 door middel van een verdrag dat de Shanstaat en de Maleisische provincies Kelantan, Trengganu, Perlis en Kedah Thais grondgebied waren. In de ‘Oorspronkelijke Thaistaat’ zag het er allemaal veel minder rooskleurig uit. Op de nek gezeten door Kwomintangtroepen en nog steeds kampend met gezondheidsproblemen was het leven voor de soldaten van het Thaise Northern Army er geen pretje. Zieke of gewonde soldaten die ter verpleging naar Bangkok werden teruggestuurd waren onaangenaam verrast door het manifeste gebrek aan animo voor hun avonturen. Niemand leek – ondanks de propagandaverhalen van Phibun – geïnteresseerd in wat hen was overkomen… Bovendien bleken de Japanse bezettingstroepen met hun gekende arrogantie nietsontziend te werk te gaan om de inheemse bevolking onder de knoet te houden. Etnische Chinezen werden afgeslacht, verdreven of als dwangarbeiders ingezet. Een triest ‘hoogtepunt’ was de totale vernietiging van de Chinese Hui-moslimgemeenschap in Panglong in het Hopang District. Met dit hardhandige beleid maakten de Japanners op een pijnlijke wijze aan de Thaise troepen duidelijk wie de echte meesters in de ‘Oorspronkelijke Thaistaat’ waren…
Naargelang de oorlog aansleepte geraakte het Northern Army meer en meer in de vergetelheid. In Bangkok had men, nadat de Britten in het voorjaar van 1944 een offensief in Birma waren gestart, wel andere katten te geselen. De Thaise hoofdstad werd meer en meer het doelwit van geallieerde bombardementen, terwijl de onvrede over de manier waarop de Japanners met hun Thaise ‘bondgenoten’ omgingen, zienderogen toenam. Nadat de Japanse premier Tojo op 18 juli 1944 was afgetreden was het ook amen en uit voor Phibun die als Tojo’s protegé werd gezien. Phibun werd op 24 juli 1944 door de Thaise Wetgevende Vergadering tot opstappen gedwongen. Zijn opvolger Khuang Aphaiwong werd door de invloedrijke Free Thai Movement onder druk gezet om van kamp te veranderen en in het grootste geheim onderhandelingen aan te gaan met de geallieerden. Het was immers een publiek geheim dat de Britten, die méér dan verbolgen waren over Phibun’s dolkstoot in hun rug, uit waren op revanche. Het was aan de zware diplomatieke druk van de Verenigde Staten – die uit geopolitieke belangen nood hadden aan Thailand als toekomstige bondgenoot – te danken dat Churchill uiteindelijk afzag van strafmaatregelen tegen Thailand.
Het einde van de oorlog betekende meteen ook het einde van de ‘Oorspronkelijke Thaistaat’. Vrijwel meteen na de capitulatie van Japan, trok het Northern Army terug naar Thailand. Sommige soldaten verkozen het echter om in de Shanstaat te blijven en er een nieuw leven te beginnen. Dit gold overigens ook voor een aantal Kwomintangsoldaten. Over wat er nadien met hen gebeurde schreef ik eerder al in mijn artikel over het ‘Vergeten Leger’ van Mae Salong.
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond28 december 2024Thailand is een noedelparadijs
- Achtergrond10 december 2024Wat Phra That Phanom: parel van de Mekongvallei
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
De uiteenzetting, hoewel in de weergave van feitelijkheden correct, schetst toch een beeld van de periode 1941-1945 dat aanvulling behoeft. De ideologie op de achtergrond van de pan-Thaise staat, de verschillen van inzicht tussen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, het Bangkokse slangennest dat de regering vormde – voegen toe of doen af aan de hier gegeven beschrijving, die de militaire historie beklemtoont. Het is hier niet de plaats om daarover een uitgebreide discussie aan te gaan, ik verwijs de geinteresseerde lezer naar het toegankelijke werk van de diplomaat Judith A. Stowe: Siam becomes Thailand, London 1991, en met name de hoofdstukken 9 – 11.
Inderdaad Alex. Het boek van Stowe is inderdaad fantastisch, ik lees nu een geleend exemplaar van een goede vriend (maar hoop zelf nog een kopie op de kop te tikken). In dit boek wordt wel duidelijk dat Phibun erg onzeker was en meeliep met de (veronderstelde) winnaars. Hij overwoog samenwerking met westerse landen (VK, Frankrijk) als ook Japan. Hij deed hen toezeggingen waar hij van dacht dat het in zijn voordeel zou zijn. Zo gaf hij mondeling aan Japan te kennen dat hij Japan geheel vrije kaart zou geven en hen zou steunen met materialen. Dat was nog bereidwilliger dan dat Tokio had verwacht, en ze vroegen Phibun dit zwart op wit vast te leggen maar toen was meneer nergens te vinden. Phiboen probeerde ook nog steeds het westen te vriend te houden en gaf later weer te kennen dat Thailand ‘neutraal’ was. Een boel gedraai dus. Toen Japan eenmaal binnenviel was Phiboen van zijn post, hem vinden was lastig en toen hij eenmaal gevonden was nam hij ruim de tijd om terug naar Bangkok te keren, per auto ipv per gereedstaand vliegtuig. Vermoedelijk zodat bij negatief uitpakken van de regeringsbeslissingen hij de zwarte piet kon doorspelen naar anderen.
Phiboen liep ook niet al te enthousiast achter het ‘her-annexatie’ kamp aan. Hij hield wel speeches over de ‘verloren’ gebieden maar puntje bij paaltje wou hij eigenlijk niet zover gaan als alle gebieden die dit kamp wou claimen. Ook weer een gevalletje niet teveel voor 1 partij kiezen. Behalve zichzelf dan, want zijn persoonsverheerlijking nam wel gestaag toe.
De Japanners waren niet blij met pro-westerse leden binnen de Khana Ratsadon zoals Pridi en Direk Chayanaam ( ดิเรก ชัยนาม). Maar ze konden deze vooraanstaande en geliefde personen niet zomaar dumpen, Pridi werd weggepromoveerd tot regent zodat een ander Minister van Financiën kon worden (toegefelijker aan Japan) en Direk kon vanuit Tokio beter doorgeven wat er gaande was in Japan zonder dat hij in Thailand of elders het pro Japan kamp verder tegen zich in het harnas kon jagen.
Het boek staat deels op Google Books.
Zie
https://books.google.nl/books?id=YTgJ8aRwZkAC&pg=PR7&hl=nl&source=gbs_selected_pages&cad=2#v=onepage&q=shan&f=false
“Toen sommige van de zieke Northern Army troepen in Bangkok aankwamen, namen ze met ongenoegen waar dat niemand in de hoofdstad leek te weten of te geven om het leed dat ze hadden ondergaan in de Shan States. Ondertussen liet vreesde hij de aanwezigheid van buitenlandse spionnen nadat er geallieerde bombardementen waren geweest tijdens zijn bezoek aan het noorden. Het Northen Arrmy bleef nieuwe successen aankondigen. Zulk nieuws werd met achterdocht ontvangen, de Japanners hadden al laten weten dat de Shan States bevrijd waren evenals de rest van Birma. Phiboen zijn reputatie werd verder teniet gedaan door radio uitzendingen van de geallieerden. Als gevolg wou hij en de Japanners de korte golf radios verbieden maar zonder succes.” – pag 240.
Beste Alex,
Het lag enkel in mijn bedoeling om zo beknopt mogelijk dit bijna vergeten stukje Thaise WO II-geschiedenis te belichten. Het zou ons inderdaad te ver leien om ook nog eens de erg complexe geo-politieke context te schetsen waarbinnen een en ander plaatsvond. Misschien stof voor een paar volgende stukjes…
Voor de geïnteresseerde lezer nog volgende leestips: Het lichtjes apologetische ‘Thailand and World War II’ van D. Jayanama (Silkworm Books) en het correcte maar helaas erg beknopte stukje over deze periode in de klassieker ‘Thailand’s political history’ (River Books) van B.J. Terwiel.
Ik heb die boeken ook in bezit. Die van Terwiel is goed geschreven ook al gaat het helaas niet de diepte in. Het boek van Direk is een behoorlijke pil. Heb ook het boek van Stoer inmiddels voor een mooi prijsje kunnen kopen. Sommige boeken staan tweedehands voor enkele honderden euro’s in de verkoop, dat kan en wil ik niet betalen.
Stoer = Stowe (autocorrect…)
Een gedegen en interessant artikel. Compliment!
Een interessant stuk geschiedenis. Dank voor dit verhaal.
Nu duidelijk, waarom er zo veel aan het geschiedenisonderwijs in Thailand schort ? Enkel de glorie- en alleluja-zaken komen aan de orde, doch de rest….
Goede weergave K. Jan.
Ik heb een vraag. Heeft u, (of iemand anders op dit blog), enig idee waarom de Thaise overheid de voor het oorlogsgeweld uit Shan State gevluchte Shan/Thaiyai mensen zo lang laat wachten op legalisatie en erkenning als Thaise ingezetene. De familie van mijn partner en vele anderen, die in de omgeving van Fang (gedoogd) wonen, wachten daar al meer dan 30 jaar op.Terug naar Birma is dus geen optie meer.
Ze hebben nu geen enkel recht. Niet trouwen, geen grond/huis kunnen kopen, etc, etc.
Echter het ergste is dat deze getraumatiseerde mensen nog steeds in grote angst leven voor de overheid en haar c…dienaren. Quote; “Het kan wel, maar dan moet je eerst in een ondergelopen grot gaan zitten”
Bij voorbaat vriendelijk dank voor een antwoord.
Theo.
Shans (Thaiyais) hebben politieke ambities – ze willen in Myanmar een deelstaat met een grote mate van zelfstandigheid, sinds de onafhankelijk van Groot-Brittannie na de Tweede Wereldoorlog. De toezegging toendertijd om te zijner tijd voor afscheiding te kiezen is intussen irreëel geworden.
Een klein deel van de Shans uit Myanmar leeeft in Thailand als migrant of vluchteling. De trage administratieve toekenning van de Thaise nationaliteit is een vorm van machtsvertoon van de Thaise autoriteiten met als boodschap: laat er niet te veel komen – er zijn namelijk miljoenen Shans in Myanmar.
Dit althans is de gangbare mening onder de Shans in mijn dorp
Beste Theo,
Ik heb het al jaren geleden opgegeven om mij te proberen te verplaatsen in de hoofden van Thaise machthebbers….Ik vrees dat het antwoord vrij simpel is. Net als de Karenvluchtelingen is de Thaise overheid de Shanvluchtelingen liever kwijt dan rijk. Er vallen bovendien geen stemmen te rapen waardoor ook de Thaise politiek al decennialang een onthutsend gebrek aan belangstelling voor dit schrijnende dossier etaleert….
Hallo Theo,
Zou de reden niet kunnen zijn dat dan de thaise overheid met de billen bloot moeten en handelingen moeten toegeven van een bezet Thailand en nog meer relevante gebeurtenissen??
Dat wordt de thaise geschiedschrijving een touwtje om de nek en dan moeten ze eindelijk eens toegeven dat het allemaal niet zo rooskleurig is verlopen als men wil laten geloven.
LOUISE
“Pramoj weigerde zelfs vlakaf de oorlogsverklaring aan de Amerikaanse regering te overhandigen”
Volgens Stowe is dit niet juist. Siam becomes Thailand, Pagina 260:
“In latere jaren gebruikte Seni (Pramoj) de claim dat hij geweigerd zou hebben om Thailand’s oorlogsverklaring aan de VS te overhandigen maar deze in een bureaulade opgeborgen hield. Strikt genomen is dit niet waar. Toen hij eindelijk bericht uit Bangkok kreeg omtrent de staat van oorlog tussen de twee landen – het bericht was vertraagd door verbroken verbindingen tussen Bangkok en Washinton- gaf Seni het bericht door aan de State Departement met de opmerking dat het slechts ter informatie was (for the record) en hij het bericht zelf zou negeren. Dat was ook de reactie van Roosevelt toen hij het congres adviseerde om Thailand’s oorlogsverklaring te negeren net zoals die van Hongarije, Bulgarije en Roemenië. Alleen als Thaise troepen actie tegen Amerika of haar bongenoten zouden ondernemen zou Thailand als vijandig gezien moeten worden.”
Beste Rob,,
Uit de nog niet zolang geleden vrijgegeven notulen van het US State Departement en de dagboeknotities van Seni Pramoj blijkt wel degelijk dat hij, in weerwil van de diplomatieke geplogenheden geweigerd heeft een schriftelijke oorlogsverklaring aan de Amerikanen te overhandigen. Hij heeft op die bewuste 8e december 1941 kort voor de middag een gesprek gehad met de VS staatssecretaris Corell Hull waarin hij de oorlogsverklaring heeft gemeld en tegelijkertijd te verstaan gegeven dat hij alvast deze verklaring naast zich zou neerleggen. Na langdurig beraad met zijn ambassadestaf is hij in e late namiddag teruggekeerd naar Hull en heeft er zijn diensten aangeboden.
Een heel interessant stuk geschiedenis.
Het ” land” Thailand leek in die tijd niet te bestaan.
Een leger formeren met mensen uit de Isaan? Dat geeft te denken. Een northern army!
Moderator: We nemen jouw opmerking over voorzichtigheid in acht.
Mijn complimenten voor de leesbaarheid en dank voor de geschiedenisles.
Dat dit niet belicht wordt in de geschiedenislessen op Thaise scholen lijkt mij duidelijk.
Op Nederlandse scholen leren wij ook niets over de zwarte kant van bv de Nederlandse bezetting van Indonesie.
Lees je nog wel eens kranten?
Tegenwoordig kruipen men door het stof omtrent de Ned. Indie.
Trouwens, wat bedoel je met “Nederlandse bezetting van Indonesië”? Was de die van Japan dan geen bezetting? Over het lot van de Remusha onder de Japanners en hun gewillige helper Soekarno, zullen we het maar niet hebben.
Net als de bersiap-periode waarin tienduizenden Nederlanders werden afgeslacht.
Eer aan de meer dan vijfduizend dode Nederlandse helden daar gestorven. Mag ook wel eens worden gezegd.
Als wij het alleen over Nederland hebben en Japan weg laten, dan denk ik dat wij daar niets te zoeken hadden en ook niet bijzonder koosjer bezig zijn geweest.
Tragische genoeg voor de mannen die daar sneuvelde in naam van de koningin om een bezet land kost wat het kost te behouden.
Merkwaardig; Japan weglaten. Omdat dat je beter uitkomt? De geschiedenis is geen supermarkt waar je uitzoekt wat je goed uitkomt.
Met de wijsheid van nu oordelen over mensen in het verleden en jezelf dan zo exposeren als “beter mens” vind ik ronduit bedrog.
Alles is met elkaar verbonden, inderdaad er zijn verschrikkelijke dingen gebeurt en kolonialisme heeft haar schaduw kanten. Maar het heeft Azie ook de moderne tijd gebracht met alle voordelen van dien.
Aanbevolen; Romusha van Java Het laatste front W.Rinzema-Admiraal onder redactie van Dr. H.J.van Elburg Profiel Uitgeverij.
Erg mooi stuk over een stukje oorlogsgeschiedenis van het oude Siam richting het huidige Thailand. Over de moralistische toon van het artikel heb ik minder goede woorden. Frankrijk ,zowel als Engeland,de VS,JAPAN hebben allemaal niks te zoeken in siam.en ook niet in Vietnam,net zo goed als dat Nederland niets te zoeken had in Indonesië !! Kolonisatie?? Diefstal en plundering noem ik het,waarvoor ik mij diep schaam.er was geen sprake van herannexatie,maar veeleer van gebieden die Frankrijk had gestolen van Siam,het behoorde immers aan Siam,dus dat in oorlogstijd van de gelegenheid gebruik word gemaakt om die gebieden terug te pakken kan ik mij goed voorstellen,maar ja,de geschiedenisboeken worden nou eenmaal geschreven door de overwinnaars. Verder kan het de inwoners van betreffende gebieden wss geen drol schelen welke vlag daar wappert,zolang er maar goed voor de burgers word gezorgd en dat is gewoon het belangrijkste.