De bewogen historie van de VOC-buitenpost bij Phuket
Phuket, het grootste Thaise eiland, oefent zonder twijfel een grote aantrekkingskracht uit op Nederlanders. Dat is niet alleen vandaag zo, maar dat was ook het geval in de zeventiende eeuw.
De factorij van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in Ayutthaya had namelijk een buitenpost bij Phuket maar daar is nauwelijks informatie over bewaard gebleven. Naar alle waarschijnlijkheid ging het om de handelspost in Ligoor, het huidige Nakhon Si Thammarat. Volgens sommige van de schaarse documenten die naar deze VOC-post verwijzen betrof het hier een ‘sterkte’ wat impliceert dat het op een of andere manier over een versterkte, verdedigbare plaats ging. Wellicht een pakhuis dat omwald was of omringd door een palissade, zoals dat oorspronkelijk ook bij het magazijn in Ayutthaya het geval was geweest.
Deze buitenpost van de VOC was vooral opgericht met het oog op het verhandelen van tin dat op Phuket werd ontgonnen. Omstreeks 1528 was men in de buurt van Thalang begonnen met een tinmijn. De Portugezen hielden zich een tijdlang met de exploitatie bezig maar de niet geheel vies van enig mercantilisme zijnde Hollanders pikten ook graag een graantje mee, wisten de Portugezen aan de kant te schuiven en verkregen in 1626 van koning Sontham het monopolie op de tinhandel. De VOC beschouwde haar prospectiegebied op Phuket zo’n beetje als privé-eigendom en op amper een paar jaar tijd verwierven de Hollanders de volledige controle over het westen en het zuiden van het eiland. In Hat Patong bouwden ze een fortje dat werd bemand door een garnizoen mariniers. In de baai van Patong waren permanent een paar VOC-oorlogsbodems afgemeerd die de schepen in de Phangnga-Baai en de Andaman-Zee dienden te onderscheppen.
En dat het de Hollanders menens was met het beschermen van hun monopolie werd bewezen in 1675. De Engelsman William Jersey, een handelaar in Fort St. George in het Indiase Madras had in het grootse geheim een schip naar Phuket gestuurd om er bij de Maleiers die er in de mijnen werkten tin op te halen. Om deze operatie geheim te houden voor de Hollanders werd de boot ’s nachts een kreek aan de zuidzijde van de baai van Patong binnengetrokken en bij het oude dorp Patong verborgen. Maar de VOC had onraad geroken en de volgende ochtend verscheen een kanonneerboot van de VOC in de baai en de Hollandse mariniers blokkeerden prompt de kreek. Toen ze beslag legden op het Engelse schip botsten ze op felle weerstand van de Britse bemanning en de Maleiers in het dorp die verklaarden onder de bescherming van de Radja van Jansalone te staan. De VOC’ers met hun superieure vuurkracht, repliceerden dat de rivier, baai en wegen onder hun jurisdictie stonden. In de daaropvolgende schermutseling ging een donderbus van een Hollandse marinier af en doodde twee Maleiers. De Maleiers sloegen op de vlucht en het VOC –schip voer de kreek in om de in beslag genomen waren op te pikken. Tot verbijstering van de Hollanders doken er plots meer dan 200 gewapende Maleiers en Siamezen op. Een andere groep had achter de rug van het VOC-detachement enkele tientalen bomen geveld en de kreek vakkundig geblokkeerd. Er kon zelfs geen sloep meer door. Ondanks hun intimiderende wapengekletter moesten de Hollanders het onderspit delven. Hun sloepen werden gesloopt en de meeste mariniers werden genadeloos over de kling gejaagd.
Twee jaar na dato schreef Balthasar Bort, de VOC-gouverneur in Malakka zijn frustraties neer in een brief aan de Heren Zeventien, zijn broodheren in de Verenigde Provinciën: ‘Tot op de dag van vandaag is er geen wraak genomen, noch iemand gestraft voor de moorden en de opgelopen schade, noch werd enige genoegdoening geschonken. Dit heeft de lokale potentaten alleen maar aangemoedigd om ons met nog minder respect dan ooit te behandelen. Ze nemen de hele handel van ons over en geven deze in handen van vreemdelingen van overzee. ‘
Het was voor de VOC namelijk van langsom duidelijk geworden dat ze niet langer de enige speler op de markt waren. De Britten, maar zeker ook de Fransen, die in de gunst stonden van de wispelturige koning Narai van Ayutthaya, lieten een begerig oog op de tinmijnen op Phuket vallen. Amper een paar weken nadat deze brief in februari 1677 was verstuurd was het weer raak. Maleiers én Siamezen vielen opnieuw een VOC-blokkadeschip aan en staken dit, na het te hebben geplunderd, in brand.
Voor de Hollanders was de maat nu vol. Op de VOC- hoofdzetel in Batavia werden plannen gemaakt voor een grootschalige invasie en de militaire bezetting van Phuket. Toen de alsmaar sterker wordende geruchten over een nakende Hollandse invasie Ayutthaya bereikten, stuurde koning Narai het formele bevel naar Phuket dat elke haven op het eiland meteen twee oorlogssloepen moest bouwen, groot genoeg om elk tien kanonnen te voeren. Mochten ze een Hollands schip voor de kust opmerken, moest dit onverwijld worden aangevallen en er mocht geen kwartier worden gegeven… Lokale bewindvoerders die deze bevelen in de wind zouden slaan, moesten meteen worden terechtgesteld.
Uiteindelijk ging de VOC overstag. De compagnie wilde haar relaties met Ayutthaya niet nodeloos schaden en bovendien had een vlugge rekensom hen duidelijk gemaakt dat ze niets te winnen hadden in de Phuket-crisis. De VOC had op dat ogenblik al 3.500 zeelui en 18.000 manschappen in het Verre Oosten, die hen handenvol geld kostten. Phuket zélf werd als ‘een arm, onderbevolkt eiland met een erg ongezond klimaat ‘beschouwd. De kosten om hier een fort te bouwen en een uitgebreid garnizoen te onderhouden wogen niet op tegen de lasten. Bovendien, en dit was wellicht het meest doorslaggevende argument om de activiteiten op Phuket af te bouwen, was er het simpele feit dat er te weinig winst te rapen viel in de tinhandel. Recent waren in China de tinprijzen gekelderd waardoor er amper nog een winst van 20 % kon gerealiseerd worden op het tin van Phuket. Ter vergelijking, de verkoop van Siamese hertenhuiden in Japan bracht een winstmarge van 180 % op en de verkoop van Sappanhout in China zelfs meer dan 300 %….
De VOC bleef pro forma nog een tijdlang bij Narai aandringen om de afgesloten verdragen met betrekking tot Phuket te respecteren maar Narai zelf maakte er zich van af door te poneren dat de wetteloze staat waarin het eiland zich bevond, een gevaar zou opleveren voor de Hollanders. En daar had hij natuurlijk wel een punt want Maleisische piraten maakten intussen de kusten rond het eiland onveilig. Bovendien speelde Narai dubbel spel door in het geheim in 1680 exploitatierechten op Phuket te geven aan de Fransen. Een feit dat te laat door de VOC werd ontdekt om er nog gepast op te kunnen reageren. Twee jaar later hielden de Hollanders Phuket helemaal voor bekeken toen Narai een Fransman tot gouverneur van Phuket benoemde…
Vandaag is er niets meer dat aan de VOC-aanwezigheid op Phuket herinnert. Alhoewel, in de Phuket Provincial Hall staan twee bronzen VOC-kanonnen. De herkomst ervan is onduidelijk. Mogelijk werden ze ooit in Ayutthaya aangekocht. Maar het is ook niet ondenkbaar dat ze werden gestolen uit het fortje bij Ban Patong. Of waren ze ooit buitgemaakt op een van de twee VOC-schepen die tijdens de Patong-crisis werd geplunderd…?
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond28 december 2024Thailand is een noedelparadijs
- Achtergrond10 december 2024Wat Phra That Phanom: parel van de Mekongvallei
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
Ah, de VOC! De trots van de Zeven Provinciën. Dit zei Jan Pieterszoon Coen (1587-1629):
‘…dat den handel sonder d’oorloge noch den oorloge sonder den handel nyet gemainteert connen worden…..’
Handel is oorlog en oorlog is handel.
Ook dit stukje gaat nauwelijks over handel maar meer over oorlogsbodems, forten, mariniers, kanonnen en gevechten. De VOC was voornamelijk een roversbende die met veel, heel veel, geweld de monopolies handhaafde. Er was in de Gordel van Smaragd tussen 1600 en 1949 (Holland nam het over ergens rond 1800) bijna steeds wel ergens oorlog. Sorry als ik de gevoelige Nederlandse zielen kwets…..
Ja, zoiets moet je natuurlijk wel zien in het juiste perspectief van de tijd waarin men leefde. Ik heb wel een vorm van respect voor de mannen die voor het avontuur kozen. Is toch ook wel moed voor nodig. Ach ja, vroeger had je houten schepen en mannen van staal. Nu hebben we stalen schepen en mannen van ….
‘Ja, zoiets moet je natuurlijk wel zien in het juiste perspectief van de tijd waarin men leefde.’
Ik had deze reactie zien aankomen, beste Peter. Het zal je verbazen hoeveel Hollanders in die tijd Jan Pieterszoon Coen en ook bijvoorbeeld de slavernij veroordeelden. In het perspectief van die tijd. (En hoe dacht je dat de Indonesiërs zelf er in die tijd over dachten? Misschien moet je het ook uit dat perspectief bekijken).
Laat ik beginnen met wat de bewindhebbers van de VOC, die zich wel achter Coen opstelden, toch dit schreven over de slachting op Banda in 1621:
‘Laat het eens genoeg wezen. We hadden wel gewenst dat het met gematigder middelen had beslist kunnen worden…Het zal wel ontzag maar geen gunst baren. …..De geslagen wonden moet men met alle zachtheid zoeken te verbinden’.
De voorganger van Jan Pieterszoon Coen, Laurens Reael, uitte ook forse kritiek op Coens optreden. Hij verweet hem dat handelsbelangen zwaarder wogen dan mensenlevens. Hij noemde Holland ‘de allerwreedste natie van de gehele wereld’.
Joost van den Vondel, een vriend van Reael, schreef in zijn Lof der Zeevaart (1623) het volgende
Bezoekt vrijmoedelijk de veergelegen oorden
Maar pleegt oprechtigheid in handel en in woorden
Noch brandmerkt door geweld niet ‘t Christelijk geloof
Noch mest uzelven niet op ‘t vette van de roof.
De schrijfster Betje Wolff dichtte deze regels (1798):
…’t volk, door wetloze overmacht
meer dan het reedloos vee veracht,
door hebzucht en door dwingelandij
gedoemd tot harde slavernij.
Na de moord op de vrijwel de gehele Chinese gemeenschap in Batavia door de ‘inlanders’ (1740) maar met gedoogsteun van de VOC, schreef de Friese dichter-edelman Willem van Haren zijn treurzang Woest Batavia met o.a. deze regels:
Zie hier hoe de Chinees, omringd door vrouw en kinderen,
Deemoedig geknield, zijn ramp niet kan verhinderen
Zie, hoe hij wordt ontzield, onmachtig neergestort,
Terwijl hem zelfs geen glimp van schuld verkondigd wordt.
We kennen allemaal de Max Havelaar (1860) van Multatuli die, hoewel geen tegenstander van het koloniale stelsel, zich toch verzette tegen de ‘roofstaat’, de ‘gewapende kooplieden’, die ‘de bestolenen bedwelmden met opium, evangelie en jenever’.
En tenslotte de Vloekzang van Sicco Roorda van Eysinga, civiel ingenieur op Java, vlak na het verschijnen van de Max Havelaar. Ik citeer de eerste van de vijf coupletten:
De laatste dag der Hollanders op Java
Zult gij nog langer ons vertrappen,
Uw hart vereelten door het geld,
En doof voor de eis van recht en rede,
De zachtheid tergen door geweld?
Allemaal ook een wat ander perspectief uit die vervlogen tijden, geschreven door zachtaardige mannen en vrouwen.
Uit dit prachtige boek:
Piet Hagen, Koloniale oorlogen in Indonesië, Vijf eeuwen verzet tegen vreemde overheersing, De Arbeiderspers, 2018, ISBN 978 90 295 0717 2
En naarmate er meer handel is, is er meer vrede…….
https://www.youtube.com/watch?v=LjAsM1vAhW0
Ik luisterde ernaar. Ja, meer vrede, meer handel en niet omgekeerd, maar alleen als er sprake is van gelijkheid, een rechtstaat en vrijheden. Dat was er niet in het toenmalige Indonesië ….
Misschien moeten we dan de Italianen (Romeinen), de Spanjaarden, de Fransen en de Duitsers ook maar weer aanspreken op wat ze allemaal in Nederland hebben aangericht.
Beste Peter, het gaat niet om aanspreken of veroordelen. Het gaat om het zoeken van de waarheid, toen en nu. We moeten de verhalen uit die tijd juist neerzetten. Ik citeer landgenoten uit die vervlogen tijden.
Laten we ook luisteren naar de Indonesiërs in de tijd van de VOC. ook zij hebben veel geschreven en mogen wij dat niet horen?
Tijden een bezoek aan Wat Phra Mahathat in Nakhon Si Thammarat zag ik ook een VOC kanon staan binnen de tempelmuren. Als je door de ingang gaat van de tempel is het aan de rechter kant. Met een VOC logo erop en een R eronder. Er stonden meerdere kanonnen, zonder enige informatie.
Interessant en leuk. Het blijkt altijd weer dat velen niet begrijpen dat je zaken die 400 jaar geleden plaatsvonden niet kunt bezien door een hedendaagse bril. Gr. Bert de Kort
VOC logo en een R eronder is het logo van de VOC kamer Rotterdam
Die kreek is er nog steeds. In het verlengde van de beachroad naar het zuiden ligt een brug. Onder die brug door loopt een riviertje. Dat moet wel die kreek zijn die beschreven wordt. Langs dat riviertje bevindt zich een nederzetting.