Bomen en Boeddhisme
Chiangmai kan mij bijzonder bekoren en ben er heel wat keren geweest. Niet enkel de plaats zelf maar ook de omgeving ligt mij na aan het hart.
Huur bijna altijd een scooter of auto om uitstapjes te maken. En veel van die uitstapjes heb ik menigmaal gemaakt en kan de weg wel dromen. Toch verveelt het nimmer want het lijkt alsof het iedere keer anders is. Het ongeveer 80 kilometer verder gelegen Chiangdao met de weekmarkt met veel Hilltribe bezoekers, de mooie grotten en de fantastische ongeëvenaarde sterrenhemel heb ik vele malen mogen aanschouwen. Het rondje vanuit Chiangmai via Mae Tang naar de olifanten en verder rijdend over een schitterende route naar de kleine dorpen in de heuvels om vervolgens via het ‘houtdorp’ Hang Dong, zoals ik het ietwat denigrerend betitel vanwege de vele aldaar van hout gefabriceerde producten, terug naar Chiangmai. En wat te denken omtrent de mooie rit naar Lamphun om daar een wandeling over het tempelcomplex te maken en in het interessante Hariphunchai National Museum mijn gedachten eeuwen terug te laten dwalen om mijn bewondering te tonen omtrent de kunstwerken die men destijds met bescheiden gereedschappen vervaardigde.
Maar ditmaal wil ik met u lezers eens een boom opzetten omtrent … bomen. Vanuit Chiangmai gaan we over ‘The Old Chiang Mai – Lamphun road’ officieel aangeduid als Highway No.106, maar ook bekend als ‘Rubber Tree Road’ richting Lamphun.
Langs weerszijden van de weg staan over een lengte van twaalf kilometer grote oude bomen die allen zijn genummerd en in de volksmond rubberbomen worden genoemd. De bomen zijn overigens geen echte rubber- bomen. In het Thais wordt deze boomsoort Yang Na genoemd. Yang is de naam van de hars die voorheen uit deze bomen werd gewonnen, maar Yang betekent ook rubber. Vandaar de onterechte naamgeving. Vroeger werd er hars gewonnen door een groot gat in de boom te maken en een vuurtje te stoken rond de boom om de hars te laten smelten. Het tappen en branden maakten de bomen gevoelig voor aantasting door insecten. Veel van deze grote bomen zijn daardoor verdwenen. De grote oude bomen die je vooral tijdens de eerste kilometers van de tocht ziet zijn omwikkeld met oranje sjerpen. Het is een bepaalde mate van verering maar heeft ook met kleurensymboliek te maken. Het gebruik van kleur is een zekere levenswijze of gemoedstoestand die je ook in kleding terugziet. Door het dragen van lievelingskleuren wordt deze stemming uitgedrukt. Oranje is de kleur van gezondheid. Bijzondere nuances, zoals de naar blauw overgaande purperen kleur, gold bij oude volkeren als teken van majesteit en waren alleen voor vorsten, priesters en hoge beambten bestemd. De met oranje sjerpen omwikkelde bomen brengen je in de juiste stemming en over je gezondheid heb je niets te klagen. Hoe je er ook over mag denken; het een feestelijke aanblik.
Maar of de werkelijke betekenis van de oranje sjerpen iets te maken heeft met verering en kleurensymboliek weet ik niet met zekerheid en daarover bomen we nu boeddhistisch verder.
Het boeddhisme is volgens velen geen religie, omdat het geen goden vereert. Het is een leer of levensbeschouwing met zedelijke voorschriften voor wie een goed mens wil worden. Het is weliswaar al meer dan 10 jaar geleden dat uit een enquête van de NPO bleek dat 830.000 Nederlanders affiniteit met het boeddhisme hebben. De kerken stromen leeg maar blijkbaar is de mensheid toch steeds naar iets op zoek blijkt hier uit.
Terug naar de boom. In het boeddhisme spelen bomen en natuur een grote rol en vandaar -zo denk ik- de aangebrachte sjerpen bij bomen. Ben maar eens gaan speuren en kwam de volgende citaten tegen: Kloosters werden vaak gebouwd in de omgeving van bossen, parken en tuinen. Zulke plaatsen werden beschouwd als bevorderlijk voor meditatie. De Boeddha zelf moedigde zijn weldoeners aan om kloosters te bouwen in vihara’s (wat in het Pali betekent: “een open plek in het bos”). In de gedragscode voor monniken is er een specifieke regel met betrekking tot het omhakken van bomen. Hierover stelt Dissanayaka dat de intentie achter het omhakken echter belangrijker is dan de daad zelf, maar toch zag de Boeddha het als overtreding. Ook de “eerbiedige houding tegenover langlevende enorme bomen” verdient aandacht in deze context. Denk dat met deze laatste zin het “versieren” van oude bomen het raadsel is opgelost. Eerbied!
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Thailand tips23 december 2024Mae Hong Son
- Steden27 november 2024Pak Khlong, de bloemen- en groentemarkt van Bangkok
- Thailand tips10 november 2024Thaton – Chiangrai; geen gemakkelijke keuze
- Thailand tips1 november 2024Bang Krachao, de groene long van Bangkok
Sawasdee Josph.
Die highway 106 is voor mij, op momenten met weinig verkeer, een van mijn favorieten in en rond Chiang Mai. vanaf Chiang Mai heet die weg in het Engels de Chiang Mai Lamphun road. daar zit een mooi historisch verhaal aan vast. dat later. Eerst die linten of sjerpen. Thai geloven in verschillende soorten van geesten of zielen. Zeker ook die in bomen leven. Zodra iemand om een willekeurige boom een lint knoopt, als teken dat deze persoon, die boom wil (ver)eren, is die boom daarmee voor de wet beschermd. Die mag niet gekapt. en waar dat soms onvermijdelijk is, komt daar een heleboel overleg aan te pas van zowel de overheid als de Boeddhistische gemeenschap. Vaak is er sprake van de wens om juist bij deze weg die magistrale oude en hoge bomen te kappen, om de weg breder te maken voor de ‘heilige koe’, nl. de auto’s. Daarom worden er zeker daar met regelmaat al die bomen weer opnieuw van linten voorzien. De kleur keuze wil wel iets zeggen, maar is voor de bescherming verder irrelevant. Omdat het die bomen niet erg goed gaat, uitlaat gassen en ik meen ook een ziekte, is er pas sinds enige jaren wel toestemming om preventief, door soort van boomchirurge van de gemeente, takken te verzorgen of te verwijderen. Ik herinner me een keer vele jaren geleden dat er direct na een onweersbui met rukwinden, er juist voor mij een enorme tak (zelf al van het formaat van een aardige boom, naar beneden was gedonderd, juist op een passerende vrachtwagen. Dat probeert men nu te vermijden, vandaar dat vele exemplaren er niet meer in hun magistrale glorie meer bijstaan.
Dat historische verhaal. Destijds was de heerser van Chiang Mai op redelijk goeie voet met de heerser van Lamphun. die weg was toen nog maar een flink zandpad zonder bomen. Bij een bezoek besloten de beide heersers dat men op een bepaalde datum, door monniken bepaald, men bij zonsopkomst zou beginnen, naar elkaar toe te reizen, terwijl men om de X meter bomen zou gaan planten. Bomen belangrijk voor schaduw. En de afspraak was dat op de plek waar men elkaar zou ontmoeten ook direct daar de officiële grens tussen hun beider gebieden zou worden bepaald.
Op die bewuste dag vertrok de heerser van Lamphum met een stoet met veel pracht en praal, olifanten voor de hofhouding, olifanten voor de monniken en andere olifanten om het werk te doen. Allemaal status en uiterlijk vertoon. En hij koos een boomsoort die wel enige aandacht bij het planten nodig had. Destijds werd die zgn. rubberboom nog niet zo gewaardeerd, dus deed hij een andere keuze. De heerser van Chiang Mai echter, maakte een stoet met veel snellere paarden, veel handwerklieden, en koos daarmee voor minder aanzien. Ook hij liet deze ‘rubberbomen’ (zijn eigenlijk geen rubber bomen) planten, die ook bijna geen tijd of aandacht vroegen. kwestie van gaatje graven en een tak in de grond steken. Deze bomen zouden pas na 40-50 jaar groei echt statig worden. Daarmee kwamen die jongens uit Chiang Mai heel veel sneller vooruit en daarmee werd op sluwe wijze het grondgebied van Chiang Mai behoorlijk uitgebreid en zo veel groter dan verwacht. Er staat nog een grenssteen ergens langs deze highway 106 die de grens markeert. En precies vanaf dat moment zie je dan ook een andere boomsoort de weg flankeren.
Ik mag hopen dat de verering, middels linten, voor met name deze historische bomen galerij, de bomen ook in leven houdt. Ik herinner me van 23 jaar geleden, de eerste keer dat ik er kwam, was het of je door een kilometers lange groende kathedraal reed. Nu is er echt sprake van kaalslag. En nog is het uw bezoek zeer waard.
Ik heb ooit vernomen dat de oranje sjerpen een teken zijn om de bomen te beschermen. Het wordt ook wel tegen (grootschalige) kap gebruikt. De bomen zouden door de oranje sjerp tot “monnik” zijn “gedoopt” en monniken mag je niets aan doen. Of het echt waar is weet ik niet, dit is de verklaring die ik ooit heb gehoord.
Dat is juist, Song, de bomen worden ingewijd uit ecologische overwegingen.
De boeddhistisch ecologische beweging
Voorloper van deze beweging waren de zwerfmonniken, thudong genaamd, die buiten de drie maanmaanden durende regenretraite de gevaren van de nog wilde bossen opzochten om te mediteren en hun geest te bevrijden van alle wereldse beslommeringen. Ajarn Man, die in 1870 in een Isaan dorp geboren werd en in 1949 overleed, was één van hen en wordt nog steeds vereerd als arahant, een heilige en bijna-boeddha.
In 1961 was Thailand nog met 53 procent bos bedekt, in 1985 was dat 29 en nu nog maar een magere 20 procent. Een belangrijk aandeel in deze ontbossing, naast de bevolkingsgroei, had de staat die alle autoriteit over de bossen opeiste en om militaire en economische redenen grote delen van de bossen ter beschikking stelde voor militaire operaties en grote landbouwkundige bedrijven. Daarnaast was ook de bevolkingsgroei en de afwezigheid van andere middelen van bestaan in die jaren verantwoordelijk voor de ontbossing.
In de loop van de tachtiger jaren ontstond een beweging die er voor pleitte de bossen te laten beheren door de plaatselijke gemeenschap en niet door de staat die juist gezien werd als vernietiger van de bossen ten behoeve van het kapitaal. Monniken gingen zich met behulp van de boeren vestigen in de bossen, vaak op of bij een pracha, een crematieplaats, om zo de macht van het boeddhisme over de geestenwereld te laten zien, en om de bossen te beschermen.
In 1991 vestigde de monnik Prachak zich met behulp van dorpelingen in een bosgebied in de Khorat provincie. Zij vonden dat zij de echte beschermers van het bos waren. De staat was het daar niet mee eens en gewapende politie verjoeg de monnik en de dorpelingen uit het bos en vernietigde hun behuizing. Prachak, teleurgesteld in het ontbreken van steun door de Sangha autoriteiten, verliet de monnikenorde en werd in de jaren daarna steeds door de autoriteiten gepest.
Ook in het Noorden kwam een soortgelijke beweging op gang, geleid door de monnik Phra Pongsak Techadammo. Ook hij werd door diverse staatsinstellingen tegengewerkt en bedreigd. Hij werd gedwongen de monnikenorde te verlaten.
De veelvuldig voorkomende bomen ingewijd en omwikkeld met een saffraankleurige doek tegen het kappen is een erfenis van deze beweging.
https://www.thailandblog.nl/achtergrond/verdeelde-thaise-boeddhisme-band-staat/
Maar sommige Thais hebben alleen respect voor een volle portemonnee en boompje groot dan moet het dood. Goede prijs een voor tropische hardhout. En sommege bomen mogen niet groot worden die worden illegaal gekapt om houtskool van te stoken. Gelukkig heeft Thailand reservaten.
Beste Joseph, Wij wonen in de buurt van Chiang Mai en wij bezoeken vrij geregeld het aardige stadje Lamphun: Rust en tijdloosheid. De Haripunchai tempel en het door jou genoemde museum kennen wij goed, maar ook een keramiekfabriek die je vrij kunt bezoeken. Deze fabriek vind je als je het stadje uitrijdt richting het ziekenhuis, net ten westen van Lamphun. Vergeet dan ook niet Wat Chama Thewi te bezoeken met de chedi’s die mogelijk tot de oudste van Thailand behoren.
Dank je wel voor jouw verwijzing naar Lord Buddha die bomen kappen als “een overtreding” betitelde. Wat zou hij nu gezegd hebben van het massaal kappen van bomen in Nederland voor de bio-massa’s?
Met beste groet, Han.
Ik vind het wel grappig, zelfs absurd. Iedereen praat hier maar over ‘de bomen, die bomen’
en iedereen bedoelt een specifieke boom,
maar ik versta in de verste verte niet welk soort boom iedereen bedoelt.
Ik reed anderhalf jaar geleden ook die weg,
maar ben niet zeker dat bovenstaande schrijvers het over hetzelfde soort boom hebben.
Cf. ‘het is een rubberboom, maar dan weer niet…’
Toch dunken vele commentatoren ‘met gezag van zaken’ te spreken…
Niemand doet blijkbaar enige moeite om in zijn omgeving eens een Thai of een Thai(se) die hem na staat te raadplegen en gewoon de Thaise naam te vragen. Hoogstwaarschijnlijk komt hij dan trouwens uit op een naam in het officiële Thais en op regionale of dialectale namen. Zie bv Isaan waar je zeker op deze moeilijkheid stuit.
Ook niemand verwijst ter zake naar de binominale nomenclatuur, zo mooi door Linnaeus voor ons op een rijtje gezet, de generic en specific name. Van daaruit zou men dan mogelijk naar een Nederlandse, maar zeker naar een Engelse term kunnen verwijzen.
Nu praat iedereen over iets, maar niemand weet waar het over gaat.
Hoe grappig zou het zijn: mijn Thaise vriendin die met mij van Kadier-en-Keer naar Horst rijdt en alle bomen onderweg ‘die bomen’ noemt, terwijl ze een boom bedoelt die rubber geeft, maar dan toch weer niet. Of die boom die eikels geeft, maar dan weer niet. Ik zal de hele tijd in mijn haar krabben!
En ja, het is niet de bedoeling dat ze alle namen van de Limburgse bomen moet leren. Maar als ze specifiek naar een eik verwijst en naar de eikel die eraan hangt, ga ik toch niet zeggen, ‘ja, DIE boom’, maar zeg ik haar, ‘ja, die eik daar en de eikels die je ziet’. Kwestie van elkaar te begrijpen.